Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De werkgever heeft bij opzegging door een werknemer een onderzoeksplicht: de werkgever moet zich er van verzekeren dat de werknemer beseft wat hij doet en ook daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst wil beëindigen, ondanks de negatieve gevolgen die dat voor hem kan hebben. Wie zelf ontslag neemt krijgt immers geen WW uitkering.
Zeker bij een onverwachte of emotionele “opzegging” geldt deze plicht. Stel dat een werknemer tijdens een ruzie met zijn leidinggevende roept dat hij ontslag neemt, dan dient de werkgever de werknemer op een later moment nog eens te vragen of hij inderdaad ontslag wilde nemen en of hij wel beseft wat de gevolgen daarvan zijn. Werkgevers plegen deze onderzoeksplicht vaak te ondervangen door de werknemer te laten tekenen voor zijn ontslag. Daarmee is echter niet in alle gevallen de kous af.
Een dakdekker nam tijdens een functioneringsgesprek ontslag, ondertekende het gespreksverslag en het beoordelingsformulier en ondertekende een brief van de werkgever waarin zijn ontslag werd bevestigd. Een maand later kwam de dakdekker terug op zijn ontslagname, omdat hij inmiddels had ontdekt dat hij geen recht had op een WW-uitkering door zijn ontslagname.In kort geding vorderde de dakdekker wedertewerkstelling bij het dakdekkersbedrijf. De werkgever stelde dat de dakdekker bewust ontslag had genomen, door naar aanleiding van een slechte beoordeling in alle rust tot drie keer toe schriftelijk te bevestigen dat hij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen door drie keer zijn handtekening te zetten.
De kantonrechter te Haarlem oordeelde echter dat gezien de omstandigheden van het geval de werkgever er niet zonder meer op had mogen vertrouwen dat de dakdekker daadwerkelijk de bedoeling had zijn dienstverband per direct te beëindigen. De dakdekker was naar het oordeel van de kantonrechter niet goed van de tongriem gesneden. Dit gegeven, gevoegd bij het feit dat de dakdekker, na 11 jaar naar tevredenheid van zijn werkgever te hebben gefunctioneerd, in het beoordelingsgesprek werd overrompeld met een zeer slechte beoordeling, maakte dat de werkgever er niet zonder meer van uit mocht gaan dat het de bedoeling was van de dakdekker om ontslag te nemen.
Het feit dat de dakdekker drie handtekeningen had gezet ter bevestiging doet daar gezien die omstandigheden niet aan af. Het had op de weg van de werkgever gelegen om de dakdekker te wijzen op de negatieve gevolgen van zijn ontslagname – zoals het risico om geen WW-uitkering te krijgen – en hem een termijn voor beraad te geven. De vordering van de werknemer om weer te worden toegelaten tot zijn werk, werd toegewezen.
Een werkgever hoeft niet in alle gevallen de werknemer te wijzen op de mogelijk negatieve gevolgen van ontslagname. Dat hangt steeds af van de omstandigheden van het geval. Een werknemer met een hoog opleidingsniveau bijvoorbeeld die in alle rust op eigen initiatief aan zijn werkgever komt vertellen dat hij zijn arbeidsovereenkomst opzegt, hoeft over het algemeen niet nog eens te worden geïnformeerd over de gevolgen.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.