Praktijkgebieden: Bouwrecht
Het leveren en installeren van een keuken, het vervaardigen en leveren van een kunstgebit of maatpak zijn een gemengde overeenkomsten; er zijn elementen van een consumentenkoopovereenkomst en elementen van een overeenkomst tot aanneming van werk. De wettelijke bepalingen ten aanzien van deze overeenkomsten zijn verschillend.
De uitspraak van 21 februari 2012 van het Hof Leeuwarden gaat over de vraag welke wettelijke regeling prevaleert. Dit was in dit geval van belang vanwege de verschillende verjaringstermijnen.
Bij consumentenkoop verjaart de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verloop van twee jaren (7:28 BW). Dezelfde rechtsvordering uit hoofde van een overeenkomst tot aanneming van werk verjaart na vijf jaar op grond van de algemene regeling in artikel 3:307 BW (nota bene: rechtsvorderingen wegens een gebrek in het opgeleverde werk kennen een verjaringstermijn van twee jaar, art. 7:761 BW en 7:23 BW).
Het Hof wees de vordering van de keukenleverancier tot betaling van de koopprijs af wegens verjaring met verwijzing naar artikel 7:5 lid 4 BW over consumentenkoop en de memorie van toelichting bij dit artikel (TK 2000-2001, 27809 nr. 3). Artikel 7:5 lid 4 regelt dat de bepalingen voor consumentenkoop prevaleren.
Uit de memorie van toelichting blijkt dat de regel onder meer voorkomt uit de Europese richtlijn (1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999, PbEGL171) die vereist dat, indien het een consumptiegoed betreft, de regels van koop van toepassing zijn. Dit betekent dat indien sprake zou zijn van aanneming van werk, toch ook de regels van consumentenkoop van toepassing zijn, en deze zo nodig de regels van aanneming van werk moeten verdringen. Zou evenwel sprake zijn van een gemengde overeenkomst, dan zijn ingevolge artikel 6:215 BW de bepalingen van beide soorten overeenkomsten van toepassing. Indien deze bepalingen voor een specifieke rechtsvraag niet verenigbaar zijn, moet gekozen worden tussen de regels van koop of van aanneming van werk. De richtlijn vereist echter ook voor dat geval, dat de regels van consumentenkoop prevaleren, zodat voor deze situatie een van artikel 6:215 BW afwijkende regel moest worden gecreëerd. Dat is in artikel 7:5 lid 4 BW tot uitdrukking gebracht.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.