Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich onlangs in twee uitspraken uitgelaten over het indienen van beroepsgronden en nadere argumenten na afloop van de gestelde termijn voor het indienen van beroepsgronden.
In de uitspraak van 15 februari 2012 oordeelde de Afdeling dat geen rechtsregel verbiedt dat na afloop van de voor het indienen van beroepsgronden gestelde termijn alsnog nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde (zie ook ABRS 27-08-2004, nr. 200404253/1 en ABRS 28-06-2006, LJN AX9486).
Voor het antwoord op de vraag óf de goede procesorde in het geding is, is in het algemeen bepalend een afweging van de aspecten: proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende grond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.
In deze zaak achtte de Afdeling het indienen van beroepsgronden in strijd met de goede procesorde en konden ze buiten beschouwing gelaten worden. Daarbij was doorslaggevend dat er geen feiten en omstandigheden waren gesteld op grond waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk was de beroepsgronden eerder aan te voeren. Daarnaast waren de aard en de omvang van de beroepsgronden zodanig dat de vergunninghouder onaanvaardbaar is belemmerd hierop op passende wijze te reageren.
Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen beroepgronden enerzijds en nadere argumenten, gegevens en stukken ter onderbouwing van die beroepsgronden anerzijds. De laatste mogen op grond van artikel 8:58 Awb tot 10 dagen voorafgaand aan de zitting (ontvangst op de elfde dag) worden ingediend, tenzij dit in strijd is met een goede procesorde.
In de uitspraak van 18 april jl. oordeelde de Afdeling dat dit laatste het geval is, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken zodanig verwijtbaar laat worden ingediend dat andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.
Het lijkt er dus op dat de Afdeling (logischerwijze) verschillende criteria hanteert bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van strijd met de goede procesorde. Bij het tardief indienen van beroepsgronden zijn bepalend een afweging van proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende grond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer. Bij het indienen van nadere argumenten, gegevens en stukken is de maatstaf alleen dat andere partijen niet mogen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.