Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Eerste Kamer is gister akkoord gegaan met een wetsvoorstel dat de positie van uitzendkrachten zal verbeteren. Het wetvoorstel was nodig ter implementatie van de Europese Richtlijn 2008/104/EG betreffende uitzendarbeid. In deze richtlijn is het beginsel van gelijke behandeling van uitzendkrachten opgenomen en worden uitzendbureaus als werkgever erkend.
De positie van uitzendkrachten is de laatste jaren al sterk verbeterd. Zij wordt geregeld in de Wet allocatie arbeidskrachten door Intermediairs (WAADI), de Wet flexibiliteit en zekerheid (Flexwet) en de toepasselijke Cao’s (ABU en NBBU). Zo is in de WAADI inmiddels geregeld dat de hoofdregel is dat uitzendkrachten recht hebben op het loon en overige vergoedingen die ook worden toegekend aan de vaste werknemers van de inlener die vergelijkbaar werk verrichten. Hiervan kan overigens worden afgeweken bij CAO van de uitlener en de inlener.
Met het nieuwe wetvoorstel wordt de gelijke behandeling uitgebreid van gelijke beloning naar de overige arbeidsvoorwaarden zoals arbeidstijden, overwerk, rusttijden, arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen. Ook worden de beschermende bepalingen voor zwangere en borstvoedende werknemers, kinderen en jeugdige werknemers van toepassing verklaard op uitzendkrachten alsmede de maatregelen te bevordering van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de maatregelen ter bestrijding van discriminatie. Het betreft overigens een limitatieve opsomming, voor andere arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn binnen de onderneming hoeft dus geen gelijke behandeling plaats te vinden. Bij CAO kan, net als voorheen, worden afgeweken van de gelijke behandelingsnorm, mits – als de afwijking in duur is beperkt – bij die CAO is voorzien in een regeling op grond waarvan misbruik door elkaar opvolgende perioden van terbeschikkingstelling wordt voorkomen. Wel voorziet het nieuwe wetsvoorstel in gelijke toegang tot de bedrijfsvoorzieningen of diensten in de onderneming van de inlener waaronder bedrijfskantines en kinderopvang- en vervoersfaciliteiten. Uitzondering is indien verschil in behandeling op grond van objectieve redenen is gerechtvaardigd.
Daarnaast staat een tweetal artikelen opgenomen met het doel te bevorderen dat uitzendkrachten in “vaste dienst” kunnen komen bij de inlener. Daartoe is in het nieuwe artikel 9a WAADI een zogeheten “belemmeringsverbod” opgenomen. Dit houdt in dat het uitzendbureau de uitzendkracht geen belemmeringen in de weg mag leggen voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de inlenende onderneming na afloop van de terbeschikkingstelling. Wordt toch een dergelijk beding opgenomen in de uitzendovereenkomst dan is dat beding nietig. De enig toegestane uitzondering is een beding waar op grond waarvan een inlener een redelijke vergoeding verschuldigd is aan het uitzendbureau voor de door deze verleende diensten waaronder werving, opleiding en terbeschikkingstelling.
Voorts wordt inleners verplicht om uitzendkrachten tijdig en duidelijk te informeren over de binnen zijn onderneming ontstane vacatures zodat uitzendkrachten dezelfde kansen hebben op een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd als werknemers van de inlenende onderneming. De inlener is dus uitdrukkelijk niet verplicht om een solliciterende uitzendkracht ook in dienst te nemen of voorrang te verlenen.
Tot slot dient de ondernemer op basis van het nieuwe wetsvoorstel minimaal eenmaal per jaar informatie te verstrekken aan de OR over de inzet van uitzendkrachten.
Het is voor zowel uitzendbureaus als bedrijven die veel gebruik maken van uitzendkrachten dus goed te realiseren dat één en ander zal veranderen. Het moment van inwerkingtreding is nog niet bekend, maar nu de Eerste Kamer heeft ingestemd zal het vermoedelijk op korte termijn in werking treden. Iets om rekening mee te houden!
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.