Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Zodra een faillissement is uitgesproken, zal de curator onder andere onderzoeken of er faillissementspauliana is gepleegd. Artikel 42 van de Faillissementswet bepaalt dat de curator in het faillissement ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar (de failliet) voor de faillietverklaring ‘onverplicht' heeft verricht kan vernietigen, indien de schuldenaar bij het verrichten van die rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Indien het een rechtshandeling ‘anders dan om niet' betreft, dus met een tegenprestatie, kan de curator de rechtshandeling slechts vernietigen indien ook de andere partij, met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
Tijdens een procedure bij de Rechtbank Amsterdam kwam de vraag aan de orde of het wegstrepen van gepretendeerde vorderingen over en weer kan worden gezien als een rechtshandeling om niet.
Een aannemer en een onderaannemer hadden een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin zij overeenkwamen dat de aannemer de onderaannemer nog € 25.000,- zou betalen en dat de overige vorderingen over en weer werden weggestreept, onder finale kwijting over en weer. Korte tijd daarna ging de onderaannemer failliet. De curator vorderde de “weggestreepte” restantvordering van de aannemer en beriep zich op de vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst, nu deze volgens de curator onverplicht was overeengekomen. De curator stelde dat de aannemer überhaupt geen tegenvordering op de onderaannemer had. De aannemer kon zijn vordering echter toelichten met een verslag van de bespreking die tot de regeling had geleid, waardoor de rechter concludeerde dat de vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen door het tegen elkaar wegstrepen van gepretendeerde vorderingen. Aangezien partijen verder finale kwijting over en weer waren overeengekomen en dus afstand hadden gedaan van hun recht om hun gepretendeerde vorderingen in rechte op te eisen, moest volgens de rechtbank worden geconcludeerd dat de regeling enkel daarom anders dan om niet was gesloten.
Voor het vernietigen van een rechtshandeling anders dan om niet moest de curator aantonen dat beide partijen wetenschap hadden of behoorden te hebben van benadeling van de schuldeisers. De curator stelde dat de onderaannemer praktisch niet veel keus had dan genoegen te nemen met de € 25.000,- tegen finale kwijting. De onderaannemer was tijdens het sluiten van de overeenkomst reeds in de financiële problemen en had geen middelen om zijn volledige vordering in een procedure af te dwingen. Indien de onderaannemer in een beter positie was geweest, was de overeenkomst nooit tot stand gekomen.
De rechtbank achtte de enkele omstandigheid van een gebrek aan financiële middelen om een procedure te voeren tegen de aannemer, onvoldoende om de wetenschap van die aannemer aan te kunnen nemen. Bovendien leidde de rechtbank uit de overeengekomen finale kwijting af dat de onderaannemer waarschijnlijk de goede en kwade kansen van de gepretendeerde tegenvordering en de eventueel niet te verhalen proceskosten had afgewogen. Een degelijke afweging is niet zonder meer in strijd met het belang van de overige schuldeisers.
De rechtbank achtte de stellingen van de curator onvoldoende om aan te nemen dat de onderaannemer en aannemer wisten of behoorden te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn van hun vaststellingsovereenkomst. De vordering van de curator werd afgewezen.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.