Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De wet regelt niets over de (mogelijkheid van) beëindiging van een duurovereenkomst. Consequentie daarvan is dat uit rechtspraak het antwoord op de vraag moet worden afgeleid of een opzegging van een duurovereenkomst rechtsgeldig is geweest.
Eén van de belangrijkste uitspraken op dit gebied is het arrest Latour/De Bruin (HR 3 december 1999, NJ 2000, 120). Of een opzegging het beoogde effect heeft gehad, moet worden beoordeeld aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval. Ook indien uit de aard van de specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in principe opzegbaar is, kan een voldoende zwaarwegende grond nodig zijn.
Het lijkt of deze rechtsregel de laatste jaren steeds meer is verlaten. Sinds dit arrest gaan er steeds meer stemmen op voor een principiële opzegbaarheid van de duurovereenkomst. Zowel in een arrest van de Hoge Raad van eind vorig jaar als in een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 februari 2012 werd conform de lijn van principiële opzegbaarheid geoordeeld.
In het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ging het om het volgende. X BV en Cabra BV zijn een samenwerkingsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan, die X per direct heeft opgezegd. Aan de hand van de inhoud van de overeenkomst en de wet dient te worden bepaald of een dergelijke overeenkomst opzegbaar is. Indien de overeenkomst en de wet geen regeling omtrent opzegging bevatten, is de overeenkomst in beginsel opzegbaar. De redelijkheid en billijkheid kunnen – afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de aard en inhoud van de overeenkomst – meebrengen dat opzegging alleen mogelijk is indien er een voldoende zwaarwegende reden is voor de opzegging. De redelijkheid en billijkheid kunnen ook meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of dat opzegging enkel gerechtvaardigd is indien tevens een aanbod wordt gedaan tot betaling van schadevergoeding. Het hof oordeelde in deze zaak dat, gelet op de korte periode waarin X en Cabra hebben samengewerkt, X in ieder geval bevoegd zou zijn geweest de overeenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Een kortere opzegtermijn dient echter aangemerkt te worden als een toerekenbare tekortkoming. Aangezien X per direct heeft opgezegd, dient zij de schade die Cabra heeft geleden dan ook te vergoeden op grond van art. 7:439 BW. Van een dringende reden voor opzegging is geen sprake volgens het hof.
De rechtspraak is steeds vrij omstandighedenafhankelijk. Het risico van een procedure kunt u in elk geval verkleinen door in de (distributie-) overeenkomst concrete afspraken te maken; zoals door een in lengte toenemende opzegtermijn overeen te komen of een vergoeding voor te plegen investeringen vast te leggen. Wij zijn u bij de advisering hieromtrent graag van dienst.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.