Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Eén van de manieren om bewijs te leveren van de stellingen, die een partij inneemt in een civiele procedure, is door middel van getuigenverhoren. Partij A beweert X, partij B beweert Y, en geen van beiden kunnen zij met een 'hard' bewijs komen van die stelling. Als de rechter het voor de uitkomst van de procedure relevant vindt of X dan wel Y is gebeurd, kan er een getuigenverhoor worden gelast. In dat geval wordt bijvoorbeeld C – die geen partij is in de procedure, maar wel in de aanloop naar het geschil bij partij A en partij B betrokken is geweest – opgeroepen om onder ede te verklaren of in zijn beleving sprake was van X dan wel Y.
Stel, de procedure loopt in Nederland. Partij A en B zijn beide Nederlanders. C is echter geen Nederlander, maar een Amerikaan. Het spreekt voor zich dat hij niet staat te springen om, voor een verhoor van een uurtje, de oceaan twee keer over te moeten vliegen. Natuurlijk zullen zijn onkosten worden vergoed, maar hij zal vrij moeten nemen van zijn werk, ziet vrouw en kinderen een paar dagen niet, loopt inkomsten mis. Of C is fysiek zelfs niet in staat om naar Nederland te komen. Het is niet ondenkbaar dat C weigert naar Nederland te vliegen. Maar dan staat de rechter nog steeds voor de vraag: was het X of was het Y?
In dat geval kan de partij die C wilde oproepen voor het getuigenverhoor de rechter verzoeken 'een rogatoire commissie te doen uitgaan'. De Nederlandse rechtbank doet in dat geval een verzoek aan een buitenlandse instantie – een rechtbank of een ander instituut waar C onder ede gehoord kan worden – om C te doen horen.
Helemaal zonder nadelen is deze oplossing niet, zeker niet als de getuigenverklaringen alleen op schrift aan de rechter ter beschikking worden gesteld. Net als de tekst van de verklaring vertelt ook de houding van de getuige het verhaal. De Nederlandse rechter – die de zaak zoveel beter kent dan de buitenlandse instantie – zal niet kunnen dóórvragen als het verhoor een verrassende wending neemt. Het is goed voorstelbaar dat er maanden extra overheen gaan voordat partijen dan eindelijk een getuigenverklaring in bezit hebben. En, ook zeker niet in de laatste plaats, de kosten rijzen al gauw de pan uit. Lang niet alle procedures zijn van een zodanig belang dat zulke proceskosten zijn gerechtvaardigd.
Om bovengenoemde redenen worden verzoeken tot het doen uitgaan van een rogatoire commissie nog regelmatig afgewezen. Uitgangspunt is nog steeds dat het getuigenverhoor in beginsel moet worden afgenomen door de rechter die over de zaak beslist.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.