Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In een blog in september 2011 bespraken wij een kort geding dat was aangespannen door een ondernemer jegens wie de bank de relatie had opgezegd. De zaak kwam in hoger beroep bij het Gerechtshof “s-Hertogenbosch, dat oordeelde dat banken in beginsel de bevoegdheid hebben om de relatie met hun klanten op te zeggen, maar dat op banken uit hoofde van hun maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht rust. Die bracht in dat specifieke geval met zich dat de relatie naar het oordeel van het hof moest worden voortgezet omdat een voldoende grond voor de opzegging daarvan ontbrak.
In een recente zaak voor de Rechtbank Rotterdam ging het om een opzegging die (toen) Fortis Bank (thans ABN AMRO Bank) had gedaan aan een onderneming, die een week na die opzegging failliet ging. De faillissementscurator stelde de bank aansprakelijk voor de als gevolg van de opzegging ontstane schade, die de curator begrootte op het faillissementstekort (het verschil tussen alle schulden in het faillissement (inclusief de faillissementskosten) en de netto-opbrengst die de curator in de boedel weet te halen).
De rechtbank nam tot uitgangspunt dat Fortis bij de uitoefening van haar opzeggingsbevoegdheid, mede gelet op haar zorgplicht, rekening diende te houden met de gerechtvaardigde belangen van de onderneming. Fortis heeft uit hoofde van de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht, ook jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.
In dit geval had Fortis de kredietfaciliteit per direct opgezegd en aan de onderneming een termijn van drie dagen gesteld om het volle bedrag van de financiering terug te betalen. Fortis voerde een aantal gronden voor die opzegging aan. Zo was de onderneming al sinds het begin van de kredietrelatie in 2004 ondergebracht bij de afdeling bijzonder beheer van de bank. Er was steeds veelvuldig contact tussen onderneming en bank en de onderneming was gehouden liquiditeitsprognoses aan Fortis te verstrekken. Deze kwamen vaak te laat. In februari 2006 overschreed de onderneming de kredietlimiet. De onderneming heeft geprobeerd een strategisch partner te vinden voor de benodigde aanvullende financiering maar dat is niet gelukt. Voor de bank was toen duidelijk dat het bestuur van de onderneming geen toekomst meer zag. Een alternatief scenario (surseance van betaling bijvoorbeeld) leek niet zijn te uitgewerkt.
Onder deze omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat in deze zaak, anders dan het hof in de zaak van medio 2011, er wel een deugdelijke grond voor de opzegging door Fortis was. De opzegging per direct – en dus zonder inachtneming van een opzegtermijn! – vond de rechtbank ook door de beugel kunnen. Reden daarvoor was dat in de ogen van de rechtbank in de maanden voorafgaand aan de opzegging voldoende met het bestuur van de onderneming was gecommuniceerd, zodat de opzegging niet als verrassing kon zijn gekomen. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding om die reden af.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.