Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Een belanghebbende kan de gemeente vragen een bestemmingsplan vast te stellen. Artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad het bevoegde orgaan is een besluit op de aanvraag omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan te nemen. Een afwijzend besluit dient binnen 8 weken te zijn genomen.
Voor de raad zal een termijn van 8 weken vaak te kort zijn. Een gemeenteraad vergadert veelal slechts een keer per maand. Het college van burgemeester en wethouders daarentegen komt iedere week bij elkaar. Om toch tijdig een besluit te kunnen nemen, zal het de raad goed uitkomen als het college dat besluit namens hem kan nemen. De vraag is of de raad het afwijzende besluit om een bestemmingsplan vast te stellen aan het college kan mandateren.
Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van de raad het besluit te nemen Ingevolge artikel 10:3 lid 1 van de Awb kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet.
In de Wro is geen bepaling opgenomen waaruit blijkt dat een afwijzend besluit om een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen niet voor mandaatverlening in aanmerking komt. Wat betreft de aard van de bevoegdheid ontbreekt er voor dergelijke afwijzende besluiten jurisprudentie en ook de parlementaire geschiedenis biedt geen aanknopingspunten.
Dit is anders voor wat betreft het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan. In de rechtspraak is bepaald dat de aard van de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen aan mandaatverlening in de weg staat (ABRS 15 oktober 2008, AB 2009, 15).
Het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan is een besluit van algemene strekking dat een verordenend karakter heeft. Met dit besluit legt de raad gebundeld in één bestemmingsplan de bestemmingen en voorschriften voor gronden vast. Volgens de Afdeling is het daarom voorbehouden aan de raad om bestemmingsplannen vast te stellen en de betrokken belangen vanuit het criterium van een goede ruimtelijke ordening daarbij af te wegen.
De vraag is of dat anders ligt als het gaat om een afwijzend besluit. Volgens mr. T.E.P.A. Lam niet (zie de noot bij AB 2009, 15, onder 4). De belangenafweging die aan een afwijzing ten grondslag wordt gelegd moet ook aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening voldoen.
Volgens het agentschap NL van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is het wel mogelijk om het besluit tot het afwijzen van een bestemmingsplanherziening aan het college te mandateren (Publicatie Agentschap NL, Veelgestelde vragen Wro, d.d. 1 augustus 2010, p. 25). Inhoudelijk wordt dit standpunt niet toegelicht.
Het vraagstuk van het mandateren van afwijzende besluit om bestemmingsplan vast te stellen, is in de rechtspraak en literatuur dus nog geen uitgemaakte zaak. Er zijn zowel argumenten voor als tegen. Het verlossende woord zal van de rechter moeten komen.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.