Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gisteren een belangrijke uitspraak gedaan over kennisname van geheime stukken door de rechter.
De zaak gaat over een weigering van het verlenen van een verklaring van geen bezwaar door de minister, in verband met een door appellant geambieerde functie op een burger-luchthaven. De weigering was gebaseerd op een veiligheidsonderzoek van de AIVD. Appellant kon zich niet tegen de weigering verweren, omdat hij geen inzage kreeg in het onderzoek ingevolge artikel 87 Wet veiligheidsonderzoeken en artikel 8:29 lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Afdeling paste artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) in deze zaak van toe: Een ieder heeft bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak. Het beginsel van hoor en wederhoor moet worden begrepen onder het beginsel van een eerlijke behandeling.
De Afdeling verwees naar recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Beperkte kennisneming (door alleen de rechter en niet door de wederpartij) is slechts toelaatbaar als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
De rechter moet bevoegd zijn en in de gelegenheid te worden gesteld te onderzoeken en te beslissen of zo een beperkte kennisneming noodzakelijk en gerechtvaardigd is. Hij dient daarbij de afweging te maken tussen het belang van staatsveiligheid dat wordt gediend met vertrouwelijkheid en het belang van de wederpartij bij kennisneming van het tegen haar ingebrachte bewijs. Bij die afweging betrekt de rechter de aard van de zaak en de resterende mogelijkheid voor de wederpartij om, overeenkomstig de eisen van een procedure op tegenspraak en gelijkheid van proceskansen, zijn standpunt in geding te bepalen en naar voren te brengen. Aan de hand van die afweging dient de rechter te beoordelen of de onthouding van kennisneming is gerechtvaardigd. De beslissing die de rechter op basis van die beoordeling neemt dient toereikend te zijn gemotiveerd.
De rechter dient dus voorafgaand aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil te beslissen of en in hoeverre beperkte kennisneming is gerechtvaardigd. De Afdeling gaat hiermee 'om' (zie ABRS 13 juni 2007, zaaknr. 200606586/1).
Dit betekent overigens niet dat de wederpartij zonder meer kennis mag nemen van de geheime stukken als de rechter na inzage in de stukken van oordeel is dat beperkte kennisneming niet is gerechtvaardigd. Het bestuursorgaan kan ook besluiten de stukken niet in de procedure te brengen. De rechter mag daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen (art. 8:31 Awb).
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.