Praktijkgebieden: Bouwrecht
In de algemene voorwaarden bij aannemingsovereenkomsten is meestal opgenomen dat niet de rechtbank, maar de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is over geschillen te oordelen.
In een uitspraak van het Hof Leeuwarden van 5 juli 2011 is geoordeeld dat een dergelijk beding voor consumenten onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef onder a BW.
De consument in deze zaak had in plaats van bij de Raad van Arbitrage een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. De aannemer beriep zich op de algemene voorwaarden (i.c. Algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992), welke voorwaarden voorzien in geschilbeslechting door arbitrage. De consument vorderde vervolgens vernietiging van dit beding. De rechtbank achtte het beding onredelijk bezwarend en kende met name betekenis toe aan het feit dat partijen niet afzonderlijk over het beding hebben onderhandeld en dat het beding de consument de mogelijkheid ontneemt het geschil voor te leggen aan de gewone rechter. Het beroep op vernietiging van het beding is gehonoreerd door de rechtbank.
In hoger beroep heeft het Hof de grief van de aannemer verworpen met een uitgebreide motivering, en deze luidt samengevat:
Het arbitragebeding is als een algemene voorwaarde opgenomen in de tussen partijen gesloten overeenkomsten. Een dergelijk beding wordt niet op grond van artikel 6:236 of 6:237 vermoed of bij voorbaat geacht onredelijk bezwarend te zijn. Het dient daarom te worden getoetst aan de open norm van artikel 6:233, aanhef en onder a BW. De invulling van deze norm zal in overeenstemming moeten zijn met Europese wetgeving: de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Voor overeenkomsten met consumenten geven art. 6:236 BW (zwarte lijst) en 6:237 BW (grijze lijst) een opsomming van bedingen die steeds onredelijk bezwarend zijn respec-tievelijk vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Opvallend is dat het Hof voorbijgaat aan hetgeen in artikel 6:236n BW is bepaald:Onredelijk bezwarend is een beding dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan hetzij de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, hetzij een of meer arbiters, tenzij het de wederpartij een termijn gunt van tenminste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens haar op het beding heeft beroepen om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen.
Het hof overweegt dat bij de toetsing van de open norm van artikel 6:233 sub a BW de rechter niet is beperkt door hetgeen de Nederlandse wetgever in artikel 6:236 sub n BW heeft bepaald. De rechter moet in het bijzonder acht slaan op de bewoordingen en het doel van de richtlijn, teneinde het met die richtlijn beoogde resultaat te bereiken.
Volgens de richtlijn is een beding in een overeenkomst, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk te beschouwen, indien het in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen te nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Het Hof verwijst naar een in de bijlage van de Richtlijn als oneerlijk aangemerkt beding; het belemmeren van het indienen van een rechtsvordering door consumenten.
Bepalend is dat:– De consument wordt afgehouden van de rechter, die de wet hem toekent zonder dat bij zich daarvan in de regel van bewust is en zonder dat dit onderwerp van onderhandeling is geweest.– Nadelen van een arbitrageprocedure zijn voor consumenten; de onafhankelijkheid van de arbiter is niet op dezelfde wijze gewaarborgd als de van de overheidsrechter. De arbiter is niet op dezelfde wijze gehouden aan toepassing van de wettelijke regels. De kosten van een arbitrageprocedure kunnen hoger zijn. De afstand tot de zittingplaats van de Raad van Arbitrage kan voor de consument belemmerend zijn.
Tot slot is van belang dat in het voorontwerp herziening Arbitragewet tot uitgangspunt is genomen dat het arbitragebeding vernietigbaar is voor zover de consument geen keuze wordt gelaten tussen de overheidsrechter of arbitrage.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.