Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
De relatie tussen een (rechts)persoon en een bank is vaak van lange duur doordat partijen langlopende leningen en/of kredietovereenkomsten zijn aangegaan. Die overeenkomsten worden ook wel duurovereenkomsten genoemd. Eén van de kenmerken van een duurovereenkomst is dat deze in veel gevallen niet zomaar abrupt mag worden beëindigd. Volgens vaste jurisprudentie zal onder andere de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde resultaat heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval.
In geval van een duurovereenkomst tussen gelijke partijen zullen aan beide partijen dezelfde eisen worden gesteld. Echter, in geval van een duurovereenkomst tussen ongelijke partijen, zoals tussen een bank en een (kleine) ondernemer of particulier mag aan de “sterkere” partij hogere eisen worden gesteld.
Voor een bank geldt dat zij uit hoofde van de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht heeft, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Voor een opzegging van een bankrelatie impliceert dit dat deze ten minste zal moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch moest onlangs oordelen (JOR 2011, 254) over de opzegging van een bankrelatie. Tussen de betreffende bank en de cliënt waren leningen en kredietovereenkomsten gesloten, waarvoor de cliënt zekerheden had verschaft. Op een dag betrapte een bankmedewerkster de cliënt bij de kluis van zijn vader met het sleuteltje in zijn hand. De bank verdacht de cliënt al eerder van frauduleuze handelingen en zegde in een gesprek de relatie met de cliënt op met inachtneming van een termijn van twee maanden. Daarnaast vorderde de bank het totaal openstaande bedrag aan krediet en leningen per direct terug en dreigde tot uitwinning van de zekerheden over te gaan.
De cliënt vorderde in kort geding continuering van de bestaande relatie, leningen en kredietovereenkomst met de bank, alsmede een verbod tot uitwinning van de zekerheden. De voorzieningenrechter wees het verbod tot uitwinning toe en wees een continuering van de relatie met één jaar toe. De cliënt ging in hoger beroep en vorderde een continuering voor onbepaalde tijd in plaats van één jaar.
Het hof overwoog dat duurovereenkomsten met inachtneming van de omstandigheden van het geval kunnen worden opgezegd. De bank had de bevoegdheid tot opzeggen ook in haar algemene voorwaarden opgenomen. De belangen van beide partijen moesten tegen elkaar worden afgewogen. Rechts- en natuurlijke personen hebben over het algemeen groot belang bij het voortbestaan van de bankrelatie voor hun eigen voortbestaan of functioneren. Die relatie moet niet zomaar kunnen worden beëindigd.
Het belang van de bank is het behoud van haar integriteit. Dat betekent onder andere dat zij zich dient te distantiëren van activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen. De bank had echter, volgens het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de cliënt had gefraudeerd en kwade opzet had bij de kluis van zijn vader.
Bovendien, brengt de maatschappelijke positie van de bank ook mee dat zij de belangen van de individuele cliënt in het oog houdt en een relatie met deze slechts op grond van goede redenen en met toepassing van de vereiste zorgvuldigheid opzegt.
Nu de bank haar belang bij de door haar gewenste beëindiging van de relatie onvoldoende had gemotiveerd, was er gelet op het belang van de cliënt bij continuering, onvoldoende grond die relatie te beëindigen, ook niet als dat op termijn gebeurt. Het hof verplichtte de bank in dit geval de relatie voor onbepaalde tijd voort te zetten.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.