Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Tot meerdere zekerheid van terugbetaling van een door een financier – vaak een bank – aan kredietnemers verstrekt krediet, wordt met grote regelmaat een pandrecht op de vorderingen van de kredietnemer bedongen. Wil de financier het verleende krediet op enig moment incasseren, maar biedt de kredietnemer zelf geen verhaal (bijvoorbeeld omdat hij failliet is gegaan), dan kan de financier in plaats daarvan de vorderingen van de kredietnemer op anderen incasseren. De opbrengst van deze incasso wendt hij dan aan om zijn vordering op de kredietnemer te voldoen.
De debiteurenlijsten van ondernemingen zijn echter niet statisch. Bij een actieve onderneming komen er elke dag vorderingen bij en verdwijnen er vorderingen van de lijst. Om te zorgen dat ook de nieuwe vorderingen onder het pandrecht van de financier vallen, zal er regelmatig opnieuw een pandrecht moeten worden gevestigd. Hiertoe moet steeds opnieuw een pandakte bij de belastingdienst ter registratie worden aangeboden. De ondernemer levert periodiek een geupdate debiteurenlijst aan, en de financier/pandhouder zorgt voor de registratie van een nieuwe pandakte.
Begin jaren ’90 speelde voor de Hoge Raad de vraag wat nu precies in die pandakte moet staan om het pandrecht op de vorderingen tot stand te doen komen. Moet in de pandakte worden gespecificeerd welke vorderingen de kredietnemer op dat moment heeft uitstaan, compleet met factuurnummer en de NAW-gegevens en het nummer van de debiteur? Of is voldoende als in de pandakte wordt verwezen naar een computerlijst waarop al die gegevens zijn terug te vinden, terwijl die computerlijst zelf niet wordt geregistreerd? In de wet staat dat de verpande vordering met voldoende bepaaldheid moet zijn omschreven. Wat betekent dat precies?
De Hoge Raad heeft zich hierover in het arrest Stichting Spaarbank Rivierenland / Gispen q.q. uitgelaten en gesteld dat voldoende is ‘dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat’. Als in de pandakte dus staat dat de kredietnemer alle vorderingen, die hij op datum X in zijn debiteurenportefeuille heeft, aan de bank verpandt, dan is dat voldoende bepaald. Buiten twijfel staat immers welke vorderingen zijn verpand, namelijk: alle.
Het arrest is voor de financieringspraktijk buitengewoon belangrijk gebleken. Banken kunnen zich door deze invulling van het bepaaldheidsvereiste er namelijk van verzekeren dat zij op de meest recente vorderingen van al hun kredietnemers een pandrecht hebben. Dit doen zij via een volmachtconstructie, waaraan ik in een latere blog meer aandacht zal besteden.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.