Praktijkgebieden: Bestuursrecht
“Mes in banen met subsidiegeld” (de Telegraaf, 30 augustus 2011), “200 miljoen bezuinigingen op cultuur” (Volkskrant, 10 juni 2011), “Cultuursector pleit tegen bezuinigingen” (Het Parool, 11 februari 2011).
De kranten staan er bol van. De overheid gaat de komende periode fors bezuinigingen op subsidies. Ook instellingen, zoals bibliotheken en musea, die al jarenlang achtereen door de overheid worden gesubsidieerd, zullen niet worden gespaard. Maar kan de overheid dat zo maar doen? Mag zij de jarenlange subsidieverstrekking aan deze instellingen gladweg stopzetten of drastisch verminderen?
Het antwoord laat zich vinden in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit artikel kan de overheid de subsidiekraan ook bij subsidieringen die langer dan 3 achtereenvol-gende jaren plaatshebben gewoon dichtdraaien. Dat mag zij alleen niet rauwelijks doen. De wetgever vindt dat de subsidieontvanger voldoende tijd moet krijgen om maatregelen te kunnen nemen om de gevolgen van de beëindiging of vermindering van de subsidie op een behoorlijke manier op te vangen. De beëindiging of vermindering moet dus op tijd worden aangekondigd. Tussen de aankondiging en het daadwerkelijk weigeren van de nieuwe subsidieaanvraag moet een redelijke termijn zitten.
Wanneer is een termijn redelijk? Dat zal van diverse factoren afhangen. Een belangrijke factor is of een instelling werknemers in dienst heeft. De instelling moet voldoende tijd hebben om haar werknemers te kunnen ontslaan. Ook de afhankelijkheid van de subsidieontvanger speelt een rol. Des te groter de afhankelijkheid van subsidiegelden, des te meer tijd nodig is om de gevolgen van de beëindiging of vermindering in goede banen te leiden. Opmerkelijk is dat de duur van de subsidierelatie geen rol speelt. De enkele omstandigheid dat een instelling bijvoorbeeld al 75 jaar lang wordt gesubsidieerd, weegt niet mee in de beoordeling of de gegeven termijn redelijk is. Een standaard redelijke termijn bestaat dus niet. Daarentegen blijkt in de praktijk dat een termijn van 5 maanden veelal redelijk kan worden geacht.
De redelijke termijn begint te lopen direct na de aankondiging van de overheid dat een nieuwe subsidieaanvraag niet zal worden gehonoreerd. Deze aankondiging is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Van die mogelijkheid zal gebruik moeten worden gemaakt. Wordt er tegen het aankondigingsbesluit geen, of niet tijdig bezwaar gemaakt (bezwaar moet binnen zes weken na de aankondiging worden ingediend), dan verkrijgt de inhoud van dat besluit formele rechtskracht. Het gevolg hiervan is dat de definitieve weigering niet meer inhoudelijk kan worden bestreden. Het is dus belangrijk altijd bezwaar tegen de aankondiging te maken, ook als daarin een aanduiding “besluit” of een vingerwijzing naar de mogelijkheden van bezwaar ontbreken. Het is in dat geval beter het zekere dan het onzekere te nemen.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.