Praktijkgebieden: Bouwrecht
Titel 12 van Boek 7 van het BW, over aanneming van werk, kent een artikel dat de opdrachtgever de mogelijkheid geeft de overeenkomst reeds vóór de oplevering te ontbinden, ook wel genoemd anticipatieve ontbinding. Het gaat om art. 7:756 lid 1, waarin wordt bepaald dat, indien reeds vóór de vastgestelde tijd van oplevering waarschijnlijk wordt dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd, de rechter de overeenkomst op vordering van de opdrachtgever geheel of gedeeltelijk kan ontbinden (overigens heeft de aannemer een zelfde soort recht, geregeld in het tweede lid van dit artikel).
Voorwaarde voor de ontbinding vóór oplevering is dus dat waarschijnlijk wordt dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd. Een dreigende tekortkoming aan de zijde van de aannemer, zou je dus kunnen zeggen. De vraag is hoe dit artikel zich verhoudt tot art. 6:265 BW, waarin staat dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het Hof Leeuwarden heeft daarover op 14 december 2010 een uitspraak gedaan, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Bouwrecht van vorige maand (TBR 2011/128).
De zaak betrof een nieuw te bouwen woning, kantoor en loods te Steenwijk. Tijdens de bouw rezen er zoveel problemen, dat de opdrachtgever op een gegeven moment de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen. In een daarna gevolgd kort geding kwam een door de voorzieningenrechter ingeschakelde deskundige onder meer tot de volgende bevindingen: – het bouwmanagement heeft gefaald, – er zijn uitvoeringstechnisch veel zaken die ruimschoots onder de norm zijn – en er is niet gebouwd conform goed vakmanschap.
De opdrachtgever maakte vervolgens bij de Rechtbank de hoofdzaak aanhangig, en daarin vorderde hij voor recht te verklaren (primair) dat de overeenkomst tussen partijen wegens een toerekenbare tekortkoming van de aannemer terecht buitengerechtelijk is ontbonden dan wel (subsidiair) deze overeenkomst op grond van art. 7:756 BW gerechtelijk te ontbinden, omdat waarschijnlijk is dat de aannemer niet tijdig of behoorlijk aan haar verplichtingen zal voldoen.
De Rechtbank wees de subsidiaire vordering toe, en daarvan ging de aannemer bij het Hof Leeuwarden in hoger beroep.
In de uitspraak stelt het Hof voorop dat voor de ontbinding op grond van art. 7:756 lid 1 BW niet is vereist dat de dreigende niet-nakoming van de aannemer het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming. In zoverre is art. 7:756 lid 1 BW dus een verruiming van het meer algemene art. 6:265 BW. Voorts had de aannemer betoogd dat haar prestatie eerst bij oplevering moet worden beoordeeld en dat terughoudendheid moet worden betracht bij de beoordeling van de prestatie voor oplevering. Het Hof was het daarmee niet eens, en oordeelde dat uit de bewoordingen van art.7:756 lid 1 BW en de wetsgeschiedenis zonneklaar blijkt dat ijkpunt bij de beoordeling een waarschijnlijke tekortkoming enig moment vóór de oplevering is.
In deze zaak betekende dit dus dat als uitgangspunt kon worden genomen de door de deskundige in het kort geding geconstateerde bevindingen, en dat daarom de Rechtbank de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de ontbinding op grond van art. 7:756 lid 1 BW terecht had toegewezen.
Wat leert deze uitspraak?
Art.7:756 lid 1 BW is geen dode letter, en biedt wel degelijk een opdrachtgever de mogelijkheid de overeenkomst met een aannemer te beëindigen indien deze, tijdens de bouw al, zichtbaar onder de maat presteert.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.