Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
CNV Vakmensen berichtte onlangs dat in een recente uitspraak een streep gehaald is door de zogenaamde “Wia-sluiproute”. Deze sluiproute houdt volgens CNV in dat werkgevers misbruik maken van de Wia door werknemers die na een ziekmelding weer volledig arbeidsongeschikt zijn verklaard door het UWV toch voor enkele procenten arbeidsongeschikt houden. Op deze manier kan de werkgever de werknemer “lozen in de Wia” aldus het CNV.
Het was de vakbond kennelijk een doorn in het oog en namens een arbeidsongeschikte werknemer startte zij een procedure. In deze zaak ging het om een werknemer die wegens knieklachten arbeidsongeschikt was uitgevallen. Na enkele maanden thuis te hebben gezeten meende de werknemer weer volledig hersteld te zijn en wilde aan het werk. De werkgever meende echter dat hij niet geschikt was voor zijn functie. Naar aanleiding van dit geschil oordeelde het UWV in en deskundigenoordeel dat de werknemer volledig arbeidsgeschikt was en de werknemer ging weer aan het werk. De werkgever liet de werknemer, in overleg met de arbodienst, echter voor 1% arbeidsongeschikt staan. Twee jaar na de eerste ziekmelding vroeg de werkgever of de werknemer geen WIA-uitkering wilde aanvragen.
CNV vorderde hierop namens de werknemer dat hij met terugwerkende kracht volledig hersteld zou worden gemeld vanaf de dag dat UWV had geoordeeld dat hij volledig geschikt was voor zijn werk. De rechter wees deze vordering toe omdat de werkgever niet duidelijk kon maken hoe zij aan dat percentage kwam en hoe dat tot stand was gekomen.
Volgens CNV is het met deze uitspraak nu niet meer mogelijk om “werknemers in de Wia te lozen”. Ik vraag me af wat hiermee wordt bedoeld. Vóór de uitspraak kon dat namelijk ook al niet; immers indien een werknemer 1% arbeidsongeschikt is zou hij hoe dan ook niet in aanmerking zijn gekomen voor een Wia-uitkering om de simpele reden dat de hij niet minimaal 35% arbeidsongeschikt is.
Belangrijker lijkt mij dat middels een volledige hersteld melding met terugwerkende kracht kan worden voorkomen dat de werkgever na 2 jaar arbeidsongeschiktheid een ontslagvergunning kan aanvragen bij het UWV werkbedrijf om zo – zonder het betalen van een ontslagvergoeding – van werknemer af te komen. Op die manier kan de werknemer niet gedwongen worden om via een dure en lange procedure alsnog een ontslagvergoeding te vorderen wegens kennelijk onredelijk ontslag. Op zich positief, alhoewel ik vermoed dat er nu ook niet bepaald veel werkgevers van deze “route” gebruik maakten. Wat wel vaker voorkomt is dat werknemers arbeidsongeschikt gemeld blijven staan omdat de werkgever verwacht dat de klachten van de werknemer op den duur zullen terugkomen of zelfs verergeren. Op die manier kan de werkgever voorkomen dat de tweejarige wachttijd steeds opnieuw begint te lopen voor elk nieuw en afzonderlijk ziektegeval. Op zich verdedigbaar, zeker in gevallen waar werknemers regelmatig uitvallen wegens dezelfde klachten, maar dat kan -gelet op de strijdbaarheid van CNV – dus lastiger worden in de toekomst.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.