Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Sinds een aantal jaren is in de Nederlandse arbeidswetgeving vastgelegd dat de werknemer die werkzaam is op basis van een oproepcontract in sommige situaties recht heeft op het loon waarop hij aanspraak zou hebben als hij drie uur arbeid zou hebben verricht, ook indien hij voor minder dan drie uur is opgeroepen. Dit geldt ten eerste voor de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor minder dan 15 uur per week waarvan de uren niet eenduidig zijn vastgelegd alsook voor de werknemer met een arbeidsovereenkomst waarvan de omvang in zijn geheel niet is vastgelegd. Deze wettelijke bepaling kunnen partijen niet weg contracteren, ook niet bij CAO.
De regering heeft met deze bepaling beoogd “te bevorderen dat de werkgever de arbeid zo organiseert dat diensten of perioden van minder dan drie uur waarin de arbeid moet worden verricht, waarbij ook nog onduidelijkheid bestaat over de tijdstippen waarop arbeid moet worden verricht of over de arbeidsduur zo min mogelijk voorkomen. De aanspraak op loon kan worden beschouwd als een compensatie voor de onzekerheid in bijvoorbeeld oproeprelaties over de omvang van de arbeid en de daaruit voortvloeiende inkomsten of over de tijden waarop deze arbeid moet worden verricht. Deze aanspraak legt voorts druk op partijen om tot duidelijke afspraken te komen”, zo valt hierover in de parlementaire stukken te lezen.
De relatief schaarse jurisprudentie over dit artikel is de afgelopen periode met twee uitspraken uitgebreid. Allereerst oordeelde de kantonrechter te Utrecht in juni van dit jaar dat een rondleider in een museum recht had op drie uur loon, ook wanneer deze slechts voor een rondleiding van een of twee uur was opgeroepen. Het verweer van het museum dat de oproepen tijdig werden aangegeven en genoemde wetsbepaling daarmee niet toepasselijk was, werd door de rechter verworpen.
Het hof Leeuwarden oordeelde een paar dagen geleden in hoger beroep ten aanzien van een taxichauffeur die bij een taxibedrijf in dienst was getreden dat ook deze werkneemster voor korte oproepen recht had op loon over drie uur. Dat deze korte oproepen in voorkomende gevallen aansloten op de vaste schoolritten die de werkneemster ook verzorgde, en waar zowel de kantonrechter als het hof over oordeelde dat sprake was van een duidelijk arbeidspatroon waarmee artikel 7:628a BW niet op van toepassing was, deed daar niet aan af. Immers, een verlengde schooldienst als gevolg van de korte aanvullende oproep brengt alsnog onduidelijkheid over de vraag hoe laat de werkneem-ster moest beginnen dan wel hoe laat zij klaar was met haar werkzaamheden. De werkgever had de werkzaamheden dan ook zo moeten organiseren dat een verlengde schoolrit minstens drie uur zou duren. Wanneer zij dit niet deed, had de werkneemster derhalve toch recht op uitbetaling gelijk aan drie uur loon.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.