Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Wie stelt, moet bewijzen. Dat is één van de regels uit het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (art. 150) die het bewijsrecht bepalen. Daarnaast spreekt de wet onder meer over dwingend bewijs en de bewijsmiddelen.
Onlangs deed de Hoge Raad een uitspraak over een ander onderdeel van het bewijsrecht, namelijk over de aanvullende bewijslevering in hoger beroep. De casus was als volgt.
Een werknemer is arbeidsongeschikt geraakt en is uiteindelijk met toestemming van het CWI door zijn werkgever ontslagen. De werknemer eiste in de daaropvolgende procedure een vergoeding van zijn werkgever voor door hem geleden schade. Hij zou namelijk tijdens zijn werkzaamheden zijn gediscrimineerd en de werkgever zou onvoldoende maatregelen hebben getroffen om te voorkomen dat hij hierdoor schade leed.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter zijn vordering afgewezen nadat hij getuigen had gehoord. Het hof heeft in hoger beroep het vonnis bekrachtigd en daarbij overwogen dat de werknemer niet in de gelegenheid zal worden gesteld in hoger beroep nader bewijs te leveren omdat hij zijn bewijsaanbod onvoldoende had gespecificeerd. Het hof stelt dat i) de werknemer in eerste aanleg al de gelegenheid had om deze getuigen te doen horen, ii) hij heeft nagelaten deze getuigen op te roepen, iii) hij niet heeft uitgelegd waarom hij dit heeft nagelaten en iv) uit de schriftelijke verklaringen van deze getuigen niet blijkt dat zij concreet over specifieke incidenten van discriminatie kunnen verklaren.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en heeft hierbij het volgende overwogen. Een hoger beroep, dat kan dienen om eigen fouten en vergissingen te herstellen, kan ook dienen om aanvullend bewijs te leveren als de eerste rechter het reeds bijgebrachte bewijs onvoldoende zwaarwegend heeft geacht. Als degene die in hoger beroep gaat nader bewijs aanbiedt, mag niet van hem worden gevergd dat hij een rechtvaardiging geeft van zijn eerdere verzuim. In hoger beroep mag van de appellant worden verwacht dat hij voldoende concreet aangeeft op welke van zijn stellingen het bewijsaanbod betrekking heeft en wie daarover een verklaring zouden kunnen afleggen. Deze eis, dat een bewijsaanbod voldoende specifiek moet zijn, kan zelfs meebrengen dat indien er reeds schriftelijke verklaringen zijn overgelegd van getuigen, nader moet worden aangegeven in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.
In dit geval heeft het hof te hoge eisen gesteld aan (specificatie van) het bewijsaanbod. Uit de verklaringen van de getuigen bleek immers al ondubbelzinnig waarover de getuigen zouden kunnen verklaren en bovendien werden daarin al de namen genoemd van degenen die bij de bedoelde voorvallen betrokken zouden zijn geweest. Ook het tijdsvak waarin alles zou hebben afgespeeld, werd al genoemd. Het bewijsaanbod had bovendien betrekking op de kern van het geschil tussen de werknemer en werkgever. Bovendien zijn deze getuigen geen van allen in eerste aanleg gehoord en aangezien het hoger beroep dus mede een herstelfunctie heeft, dienen deze getuigen alsnog te kunnen worden gehoord.
Aanvullende bewijslevering is dus mogelijk wanneer in eerste instantie is nagelaten enig bewijs te leveren.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.