Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 13 april 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak een belangrijke uitspraak gedaan over het belanghebbendebegrip bij een omgevingsvergunning. Opmerkelijk is dat de uitspraak wederom is gedaan in een geding waar de Wabo niet op van toepassing is. Dit was ook het geval bij de uitspraak van 9 maart 2011 waarover ik berichtte in een weblog op 11 maart 2011. De Afdeling bestuursrechtspraak vindt het voor de rechtspraktijk van belang om alvast bepaalde vragen te beantwoorden en eigenlijk kunnen we dat alleen maar toejuichen omdat het gaat om belangrijke vragen over het beroepsrecht.
Het gaat in deze uitspraak om de vraag wie als belanghebbende kan worden aangemerkt als het gaat om een omgevingsvergunning die meer dan één toestemming bevat (bijv. een toestemming om te bouwen, om milieubelastende activiteiten te verrichten, een boom te kappen en een uitweg van het terrein naar de openbare weg te maken). Een belangrijke vraag omdat alleen een belanghebbende beroep kan instellen. Een belanghebbende is degene wiens belang rechtsreeks bij het besluit is betrokken.
Onder het vóór de Wabo geldende recht is het belanghebbendebegrip in de jurisprudentie per soort toestemming verschillend ingevuld. Zo is de kring van belanghebbenden bij bijvoorbeeld een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting veel groter dan de kring van belanghebbenden bij een uitwegvergunning vanuit die inrichting.
Onder de Wabo vallen deze toestemmingen in één integrale omgevingsvergunning. Daarbij laat de Wabo de vraag onbeantwoord hoe het belanghebbendebegrip moet worden uitgelegd. Het was met andere woorden onduidelijk of onder de Wabo de kring van belanghebbenden zou worden bepaald door de omgevingsvergunning als geheel of per toestemming die in de omgevingsvergunning is vervat. In het eerste geval zou degene die ‘eenmaal binnen is bij de rechter’ vervolgens alle toestemmingen kunnen aanvechten. Dus dan zou iemand die tot op een afstand van een 300 meter van een milieu-inrichting woont (in de jurisprudentie worden degenen die binnen een straal van 300 meter wonen in bijna alle gevallen als belanghebbende aangemerkt), ook de toestemming om een boom te kappen kunnen aanvechten, terwijl hij helemaal geen zicht op die boom heeft.
De tweede optie zou betekenen dat er in een beroepsprocedure tegen een omgevingsvergunning per toestemming verschillende belanghebbenden kunnen zijn en dat de komst van de omgevingsvergunning in beginsel geen wijziging brengt ten opzichte van het oude recht. Voor dit laatste heeft de Afdeling ‘gekozen’.De Afdeling wijst erop dat uit de (wetsgeschiedenis) van de Wabo niet blijkt dat de wetgever het verschil in omvang van de kring van belanghebbenden heeft willen opheffen. Daarom ligt het volgens de Afdeling in de rede om, indien één omgevingsvergunning meerdere toestemmingen bevat, per toestemming te bepalen of degene die een rechtsmiddel heeft aangewend, belanghebbende is. De Afdeling geeft bovendien aan dat dit niet geldt voor zover de omgevingsvergunning ziet op onlosmakelijke activiteiten. Daarvan is sprake als een feitelijke handeling juridisch gezien meerdere vergunningplichtige activiteiten inhoudt (bijvoorbeeld het bouwen en oprichten van een inrichting).
Bestuursorgaan en rechter zullen dus moeten beoordelen met betrekking tot welke onderdelen van een omgevingsvergunning iemand als belanghebbende kan worden aangemerkt en vervolgens per aangevoerde grond bepalen op welke toestemming deze betrekking heeft. Dat zal misschien wel extra werk met zich meebrengen, maar ik denk dat dit niet veel verschilt ten opzichte van het oude systeem. Het moet nu alleen in één procedure worden gedaan.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.