Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Vandaag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een geoordeeld geoordeeld dat regulering van de duur en het geluidsni-veau van klokgelui in een gemeentelijke verordening geoorloofd is. De grondwettelijke vrijheid van godsdienst impliceert niet de vrijheid tot kerkklokgelui van elke duur en met elk geluidsvolume.
In deze zaak ging het om een Tilburgse pastoor die om 7.15 de klokken luidde. Dit was in strijd met het verbod in de APV om:
“tussen 23.00 uur en 7.30 uur door middel van klokgelui dan wel op andere wijze op te roepen tot gebed in de zin van artikel 10 Wet openbare manifestaties , met een geluidsniveau van meer dan 10 dB boven de normen van het Activiteitenbesluit en meer dan 10 dB boven het referen-tieniveau van de omgeving.”
De gemeenteraad had gemotiveerd waarom is gekozen voor de betrokken periode (bescherming van de nachtrust) en zachter luiden mag wel.
Wettelijk kaderHet wettelijk kader voor klokgelui vanwege het oproepen tot het belijden van godsdienst en klokgelui vanwege tijdsaanduiding of melodie (carillon) verschilt.
Klokgelui voor belijden godsdienstHet Activiteitenbesluit (in kader Wet milieubeheer) laat het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst buiten beschouwing. De Wet openbare manifestaties (Wom) staat klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbe-schouwelijke plechtigheden toe, alsmede het oproepen tot het belijden van godsdienst en levensovertuiging. Maar; de gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau (art. 10 Wom). De Afdeling heeft in bovengenoem-de uitspraak een verbod tussen 23.00 en 7.30 uur om boven een bepaald geluidsniveau klokken te luiden rechtmatig bevonden.
Klokgelui voor tijdsaanduiding en carillonUit een uitspraak uit 2006 van de Afdeling was al duidelijk dat het periodiek bespelen van carillon moet worden aangemerkt als een inrichting (voor het beoefenen van muziek) in de zin van de Wet milieubeheer, gezien de speelduur en de frequentie waarmee wordt gespeeld, waardoor een zekere bestendigheid bestaat van de op de buitenwereld gerichte en voor het publiek waarneembare bespeling van het carillon. Volgens de Afdeling is dit een bedrijvigheid “alsof zij bedrijfsmatig is”. Aan de milieuvergunning konden voorschriften gesteld worden met betrekking tot de speeltijd.
Nadien is het Activiteitenbesluit in werking getreden. Het ten gehore brengen van onversterkte muziek is uitgezonderd van toetsing aan landelijke geluidsnormen. Dit betekent dat klokgelui in beginsel is toegestaan, tenzij de gemeenteraad ter voorkoming van geluidhinder regels maakt.
In veel gemeenten is in de Algemene plaatselijke verordening (APV) opgenomen dat het verboden is om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer handelingen te verrichten op zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidshin-der wordt veroorzaakt. Zo ook in de gemeente Bathmen. In de uitspraak van de Afdeling d.d. 23 maart jl. was overwogen dat een carillon wel een inrichting is in de zin van de Wm en dat carillonmuziek onversterkte muziek als bedoeld in het Activiteitenbesluit is. In de gemeente Bathmen gold geen regeling voor het ten gehore brengen van onversterkte muziek in inrichtingen. Daarom was handhaving niet mogelijk. Voor carillons moeten dus nadere regels gesteld worden door de gemeen-teraad. Anders zijn ze toegestaan.
Tegen algemene verbindende voorschriften in de APV staat geen bezwaar en beroep open. Indirect kan via bezwaar tegen een handhavingsbesluit wel getoetst worden of de algemene regel in de APV verbindend is, zoals in de uitspraak van vandaag. In het bestuursrecht kan een regel die verpakt is in een algemene regeling (APV) en algemeen geformuleerd lijkt, toch een rechtstreeks voor bezwaar vatbaar besluit blijken. Een voorbeeld hiervan is bezwaar tegen een bepaling in de APV van de Gemeente Weesp waarin stond dat het klinken van het carillon geen verboden geluidhinder was. Omwo-nenden maakten met succes bezwaar tegen deze bepaling. Eerst oordeelde de rechtbank Amsterdam dat bezwaar mogelijk was aangezien de bepaling geen algemeen verbindend voorschrift betrof, omdat de bepaling zag op het enige in Weesp staande carillon. Vervolgens besliste de gemeenteraad op 23 juni jl. dat het carillon in de nachtelijke uren uit moet. Of tegen dit besluit zal worden geappelleerd is nog onbekend. De kans van slagen lijkt mij klein.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.