Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) heeft een belanghebbende die ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, recht op een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding van de gemeenteraad. Het artikel, dat inmiddels per 1 juli 2008 is vervangen door art. 6.1. van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, ziet op de vergoeding van planschade als gevolg van een planologische maatregel.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (De Afdeling) maakt in zijn uitspraak van 8 juni 2011 duidelijk dat schade die voortvloeit uit opgewekte verwachtingen niet voor planschadevergoeding in aanmerking komt. Wat was hier aan de hand?
Appellant had de gemeenteraad verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden in de vorm van waardevermindering van een viertal percelen met opstallen als gevolg van inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan. Ten aanzien van één perceel stelt appellant dat hij schade heeft geleden nu in het voorontwerp wél, maar in het uiteindelijk vastgestelde bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden zijn opgenomen.
Nadat de gemeenteraad het verzoek had afgewezen, oordeelde de rechtbank in beroep dat ten aanzien van dit perceel het beroep tegen de afwijzing van planschadevergoeding gegrond was. De rechtbank stelde dat het voorontwerp van een bestemmingsplan bij appellant de verwachting had gewekt dat ook zijn perceel voor een deel zou worden aangewezen voor woningbouw. Door deze opgewekte verwachting had appellant in ieder geval tot 2001 geen rekening behoeven te houden dat de planologische situatie voor hem op dat perceel op een nadelige manier zou veranderen. Nu dit toch het geval was, had appellant recht op planschadevergoeding.
In hoger beroep bestrijdt de gemeenteraad dit oordeel en stelt zij dat de omstandigheid dat in de voorontwerpen wel, maar in het uiteindelijk vastgestelde bestemmingsplan geen bestemming voor woondoeleinden voor dit perceel is opgenomen niet meebrengt dat schade die voortvloeit uit verwachtingen uit het voorontwerp voor planschadevergoeding in aanmerking komt.
De Afdeling volgt het standpunt van de gemeenteraad. Immers kan niet worden gesteld dat schade welke het gevolg is van opgewekte verwachtingen geleden is door bepalingen van een bestemmingsplan. De schade vloeide namelijk voort uit bepalingen in een voorontwerp welke uiteindelijk niet meer terugkwamen in de daadwerkelijke planologische maatregel, te weten het bestemmingsplan. De schade is niet terug te voeren op planologische maatregel zodat niet gesproken kan worden van planschade. Zodoende was het hoger beroep van de gemeenteraad gegrond. Hoewel deze uitspraak als gezegd betrekking heeft op de oude WRO, zal dit ook voor het nieuwe recht van belang zijn.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.