Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Op 9 juli 2010 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over tekortkoming en schadeplichtigheid, het “Nissan-arrest”.
In de wet staat dat een contractspartij schadeplichtig is nadat die partij in gebreke is gesteld door een schriftelijke aanmaning waarin hem/haar een redelijke termijn is gesteld voor nakoming. Op deze hoofdregel bestaat echter een aantal wettelijke uitzonderingen die, niet-limitatief, zijn opgenomen in art. 6:83 van het Burgerlijk Wetboek. Een ingebrekestelling is bijvoorbeeld niet nodig wanneer er een voor voldoening bepaalde termijn is verstreken, een zogeheten 'fatale' termijn.
In het Nissan-arrest is een andere uitzondering aan de orde, namelijk dat de schadeplichtigheid zonder ingebrekestelling ook intreedt indien uit een mededeling van de andere partij kan worden afgeleid dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten (art. 6:83 onder c BW).
In het Nissan-arrest was een geschil aan de orde tussen een garagebedrijf dat zich bezighield met verkoop van auto's en auto-onderdelen van het merk Nissan en Nissan, die na een lange samenwerking besloot tot herstructurering van haar distributiesysteem met als gevolg dat het garagebedrijf niet meer werd aangewezen als hoofddealer.
Het garagebedrijf gaf daarop schriftelijk en vervolgens mondeling tijdens een partijbespreking aan hiermee niet akkoord te gaan. Omdat Nissan bleef volharden in haar voorgenomen plannen, ontbond het garagebedrijf de dealerovereenkomst met Nissan vervolgens wegens wanprestatie en vorderde het van Nissan schadevergoeding, een bedrag van € 2.732.000,–. Nissan voerde hiertegen aan dat zij op het moment van de ontbinding nog niet tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat zij ook niet door het garagebedrijf in gebreke was gesteld.
De Hoge Raad is van oordeel dat de mededeling van Nissan dat het garagebedrijf geen hoofddealer zou worden, in samenhang met de volharding in die keuze in het gesprek, moet worden aangemerkt als een mededeling die het verzuim (en daarmee de schadeplichtigheid) heeft doen intreden. Wanneer een schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten, treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in, ook indien de vordering op het moment van die mededeling nog niet opeisbaar was. De verplichting tot schadevergoeding kan dus ook ontstaan indien de prestatie van de schuldenaar (nog) niet is uitgebleven.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.