Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is in het leven geroepen om bepaalde projecten sneller uitgevoerd te krijgen. Hiertoe is in artikel 1.6 van de Chw bepaald dat de beroepsprocedures versneld moeten worden behandeld. Een gevolg hiervan is dat het instellen van pro forma beroep (d.w.z. een “kaal” beroepschrift waarmee de beroepsgronden pas na afloop van de beroepster-mijn worden ingediend) voor projecten die vallen onder de Chw niet tot de mogelijkheden behoort. Het bestuursorgaan dient (ingevolge artikel 11, tweede lid, van het Besluit uitvoering crisis- en herstelwet) bij de bekendmaking van het besluit dan wel te vermelden dat: a). de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen, en b). deze na afloop van de beroeps-termijn niet meer kunnen worden aangevuld.
Maar wat als het bestuursorgaan dat in de bekendmaking vergeet te vermelden en er wordt toch pro forma beroep ingediend? Op die vraag geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak 7 februari 2011 (zaaknr. 201009334/2/R3) antwoord:
“Indien, zoals in dit geval, in de rechtsmiddelenverwijzing die in de kennisgeving van het besluit is opgenomen, niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen en na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevuld, kan een belanghebbende, nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb, in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd en hij na afloop van de beroepstermijn de be-roepsgronden aanvult. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden meer kunnen worden aangevoerd en aangevuld.”
Degene die beroep instelt, wordt dus tegen een dergelijke omissie beschermd. Hij wordt (vooralsnog) toch in zijn beroep ontvangen en krijgt de gelegenheid de beroepsgronden buiten de termijn aan te vullen. Mijn inziens is dit een juiste beslissing van de Afdeling. Het zou niet redelijk zijn de onomkeerbare gevolgen van een dergelijke “fout” bij de rechtzoekende te laten. De rechtzoekende kan immers helemaal niet meer tegen het besluit in rechte opkomen. Het niet (meer) kunnen instellen van een pro forma beroep breekt bovendien met de algemene lijn van de Algemene wet bestuursrecht.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.