Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
De vennoten van een vennootschap onder firma (vof) zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verbintenissen aangegaan door de vof. Stel dat twee zakenpartners vanuit een vof een fietsenwinkel exploiteren, dan zijn beide partners, ook wel vennoten genoemd, in de uitoefening van die fietsenwinkel aansprakelijk voor onder andere de nakoming van de huurovereenkomst, betaling van de leveranciers en ook voor een eventuele onrechtmatige daad jegens een klant. Nadat de leverancier, de verhuurder of de klant zich heeft verhaald op beide of een van de twee vennoten kunnen zij onderling nog strijden over de onderlinge draagplicht.
Hoe ver die hoofdelijke aansprakelijkheid gaat ten aanzien van vorderingen uit onrechtmatige daad hangt steeds af van de omstandigheden van het geval. Het hof Arnhem heeft hierin onlangs een zeer vergaande aansprakelijkheid aangenomen. In de onderhavige procedure had een vennoot van een vof “een vriend geholpen” met (mede)aansprakelijkheid van zijn zakenpartner (medevennoot) als gevolg.
De vennoot had voor een vriend een valse arbeidsovereenkomst met zijn vof opgemaakt en ondertekend, en hij maakte maandelijks loon over van de rekening van de vof aan de vriend, nadat de vriend het daarvoor contant aan de vennoot had betaald. De levenspartner van de vriend liet exact hetzelfde doen bij een andere onderneming. Op deze basis konden de vriend en zijn partner een hypotheek aanvragen. De bank ontdekte de fraude van de partner en sprak de andere onderneming aan uit onrechtmatige daad. Die onderneming ontdekte dat de vof medeplichtig was aan de fraude, door ook een valse arbeidovereenkomst te hebben opgemaakt, en vorderde dat de beide vennoten van de vof (mede) werden veroordeeld tot voldoening van de schade uit onrechtmatige daad jegens de bank.
De rechtbank achtte beide vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor het aandeel van de vof in de schade door de onrechtmatige daad jegens de bank.
De vennoot die niet betrokken was bij het vals opmaken van de arbeidsovereenkomst ging in hoger beroep van het vonnis van de rechtbank. Deze vennoot stelde zich op het standpunt dat hij niet betrokken was bij de onrechtmatige daad, omdat zijn medevennoot volledig buiten zijn medeweten om had gehandeld. Zijn medevennoot had dan ook niet uit naam van de vof gehandeld.
Het hof overwoog dat de beide vennoten alleen hoofdelijk aansprakelijk kunnen zijn voor een onrechtmatige daad als die aan de vof is toe te rekenen. Dat hangt weer van de omstandigheden van het geval af. Indien het valt toe te rekenen aan de vof, dan is de andere vennoot hoofdelijk voor de schuld verbonden en is de vordering verhaalbaar op zowel het afgescheiden vennootschapsvermogen als op de privévermogens van de vennoten.De onderhavige (onrechtmatige) gedragingen moesten naar het oordeel van het hof in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de vof worden aangemerkt. Alleen in zijn hoedanigheid van vennoot en niet als privépersoon kon de vennoot de schijn van het bestaan van een arbeidsovereenkomst wekken. Uitsluitend omdat hij vennoot was van de vof had zijn handtekening onder de arbeidsovereenkomst bewijswaarde ten opzichte van derden (de bank). Ook kon hij als vennoot beschikken over de rekening van de vof waarvan de valse loonstortingen waren gedaan. De andere vennoot heeft ook niet aangetoond dat het tekenen van de arbeidsovereenkomst handelingen zijn die de frauderende vennoot normaalgesproken nooit zou doen. Het gegeven dat de andere vennoot zelf niet bij deze handelingen betrokken was, noch daarvan in kennis was gesteld doet niet ter zake. Die omstandigheid is slechts van belang bij de verdeling van de onderlinge draagplicht tussen de vennoten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.
Het is de vraag of elk hof onder deze omstandigheden tot hetzelfde oordeel zou zijn gekomen. De gevolgen van de toerekening van een onrechtmatige daad zullen bij een vof doorgaans ingrijpender zijn dan bij een BV, waarin de aandeelhouders niet hoofdelijk aansprakelijk zijn. De vraag is of de rechtsbescherming van derden jegens een vof zover moet gaan dat de ene vennoot niet meer tegen onrechtmatig handelen van de ander kan worden beschermd.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.