Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Ongeveer een jaar geleden schreef ik over de plannen rond aanpassing van het opnemen van vakantie. Vakantiedagen vervallen na vijf jaren, wat tot gevolg heeft dat werknemers een stuwmeer aan vakantiedagen kunnen opbouwen. In de praktijk betekent dat dat werknemers aan het einde van hun dienstverband nog eens een aanzienlijk bedrag meekrijgen voor niet genoten vakantie. Dat probleem is bovendien groter geworden door recente rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, dat kort gezegd heeft bepaald dat de opbouw tijdens ziekte doorgaat, en tijdens ziekte niet snel sprake is van het opnemen van vakantie. Mede in reactie op die ontwikkeling gaf de regering verleden jaar aan dat de vervaltermijn van vakantie drastisch zou worden ingekort, namelijk naar anderhalf jaar.
De plannen zijn inmiddels aanzienlijk concreter geworden. Het voorstel zoals het nu voorligt is dat een vakantie-overschot binnen zes maanden na afloop van het betreffende jaar moet worden opgenomen – dus vóór 1 juli van het jaar daarop. Het zou daarbij alleen gaan om de wettelijk opgebouwde dagen (20 dagen per jaar bij een voltijds dienstverband). Extra dagen op grond van een CAO kunnen wel langer blijven staan, als de CAO-partijen dat zo afspreken.
Het voorstel is gisteren besproken in de Eerste Kamer, die er volgende week over gaat stemmen. Het is de bedoeling dat de regeling 1 januari 2012 ingaat, en geen terugwerkende kracht krijgt.
Gaat er veel door veranderen? Dat zal met name afhangen van de manier waarop werkgevers en werknemers er mee om zullen gaan. Het voorstel vermeldt weliswaar dat de wet alleen geldt voor de wettelijke dagen, maar er staat (nog?) niet in dat het niet mogelijk is ook over die dagen andere afspraken te maken. Het oprekken van de termijn zou dus onderdeel van CAO-onderhandelingen kunnen worden. Verder kent de wet nog een uitzondering voor het geval de werknemer in redelijkheid geen mogelijkheid heeft gehad vakantie op te nemen. Ook dat zou hier en daar nog wel eens voor discussie (en wellicht procedures) kunnen gaan zorgen.
Ik denk dat het voorstel op zich goed is, zowel voor werkgevers als werknemers. Voor werkgevers is het prettig dat het probleem van de stuwmeren op deze manier minder wordt. Op de opbouw bij ziekte zal het maar een beperkte invloed hebben, zeker als geoordeeld wordt dat een werknemer tijdens ziekte geen reële mogelijkheid heeft vakantie op te nemen – en dat oordeel lijkt op voorhand al wel in lijn met hoe het Europese Hof er nu over denkt. Voor werknemers is het natuurlijk ook goed met enige regelmaat vakantie te nemen, en niet maar eindeloos door te werken. Het blijft echter raadzaam dat werkgevers – zoals wij al eerder hebben gezegd – een actief beleid blijven voeren op het gebied van vakanties, bijhouden of werknemers met vakantie gaan, en ze daartoe zo nodig stimuleren.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.