Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Een medewerker treedt in (overheids)dienst, maar blijkt ongeschikt voor de functie. Vijf maanden later wordt hem daarom ontslag verleend. De schade is te overzien; het ontslag kon betrekkelijk eenvoudig worden afgehandeld, het dienstverband heeft niet al te lang geduurd, en inmiddels is een nieuwe – wel geschikte – medewerker gevonden, die de werkzaamheden goed heeft overgenomen. Maar dan meldt het UWV zich; de ontslagen medewerker ontvangt WW en de betaalde uitkering wordt verhaald. Kan dat?
Voor beantwoording van die vraag moet worden gekeken naar artikel 79 WW, waarin is neergelegd dat de uitkering wordt verhaald op de overheidswerkgever tot wie de dienstbetrekking bestond uit hoofde waarvan de overheidswerknemer de uitkering ontvangt.
De gemeente Neder-Betuwe, die te maken had met de hiervoor beschreven casus, vond dat zij niet als zodanig kon worden aangemerkt. Het dienstverband duurde immers maar vijf maanden, terwijl voor het ontstaan voor het recht op uitkering wordt gekeken of er in de 39 weken voorafgaand aan de werkloosheid in tenminste 26 weken is gewerkt. Volgens de gemeente kon daarom niet worden gezegd dat de medewerker een WW-uitkering uit hoofde van een dienstbetrekking ontving op het moment dat die dienstbetrekking geen 26 weken heeft geduurd. Het UWV is het daar niet mee eens, en legt de bepaling zo uit dat er uitsluitend wordt gekeken uit welke dienstbetrekking een medewerker werkloos is geworden. De lengte van het dienstverband speelt daarbij geen rol.
De zaak wordt voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep. Die geeft het UWV gelijk. De bepalingen over het verhaal van een WW-uitkering bevatten geen verwijzing naar de weken-eis. Bij verhaal dient daarom te worden uitgegaan van de systematiek van het ontstaan van werkloosheid; die ontstaat als de werknemer arbeids-uren en het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon heeft verloren. Aan het ontstaan van werkloosheid gaat dus een dienstbetrekking vooraf, terwijl de lengte van die dienstbetrekking geen rol speelt bij de vaststelling of sprake is van werkloosheid.De zinsnede “dienstbetrekking uit hoofde waarvan de overheidswerknemer uitkering ontvangt” moet volgens de Raad daarom inderdaad worden uitgelegd als “dienstbetrekking waaruit de overheidswerknemer werkloos is geworden”.
Dus hoe kort het dienstverband ook heeft geduurd, de laatste overheidswerkgever is degene die de rekeningen van het UWV doorgespeeld krijgt. En deze werkgever betaalt de uitkering bovendien gedurende de volledige duur ervan; ook op dat onderdeel is er geen koppeling tussen het verhaal van het UWV en de duur van het dienstverband bij de overheid. Al heeft de medewerker 15 jaar bij een bedrijf gewerkt, voordat hij bij de gemeente Neder-Betuwe aan de slag ging; de gemeente betaalt de WW-uitkering – als eigen risico drager – gedurende de volledige uitkeringsperiode aan het UWV.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.