Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Het kabinet koerst op een zeer forse verhoging van de griffierechten in civiele zaken en bestuursrechtzaken met ingang van 1 juli 2012. Het voornemen over te gaan naar een stelsel van kostendekkende griffierechten stond al in het Regeerakkoord, met als ingangsdatum 2013, maar als het aan het kabinet ligt wordt het dus een half jaar eerder ingevoerd. Minister Opstelten heeft het wetsvoorstel op 31 maart voor consultatie naar belanghebbende partijen gezonden. Het voorstel krijgt forse kritiek, en naar mijn mening terecht, omdat gevreesd wordt dat de sterke kostenverhoging het grondrecht op toegang tot de rechter ondermijnt en er onvoldoende onderzoek naar de gevolgen van de kostenverhoging is gedaan.
Voor bestuursrechtzaken voorziet het wetsvoorstel in een griffierecht van € 500,- voor zowel particulieren als rechtspersonen en andere entiteiten (zoals bestuursorganen, maatschappen).Dit tarief geldt in beroep en voor een voorlopige voorziening hangende beroep of bezwaar. Particulieren die met een verklaring van de raad voor de rechtsbijstand kunnen aantonen dat zij in een bepaalde inkomenscategorie vallen, betalen een lager bedrag. Er komen 3 categorieën, namelijk onvermogenden, minvermogenden en middeninkomens tot ten hoogste € 47.000 bij een gemeenschappelijke huishouding, waarvoor het griffierecht respectievelijk € 125,-, € 250,- en € 375,- gaat bedragen.
Voor hoger beroep en een voorlopige voorziening hangende hoger beroep bedraagt het griffierecht als het aan het kabinet ligt straks maar liefst tweeënhalf maal het griffierecht dat in beroep verschuldigd is, dus (standaard) € 1.250,-.
Nu gelden er nog verschillende tarieven voor natuurlijke personen en rechtspersonen. Het standaardtarief voor particulieren is € 152,- voor beroep en € 227,- voor hoger beroep. Het griffierecht voor een verzoek om voorlopige voorziening is gelijk aan het griffierecht voor de bodemprocedure. Voor particulieren geldt bovendien nog in bepaalde zaken, o.a. sociale zaken, studiefinanciering, een laag tarief van € 41,- voor beroep en € 112,- voor hoger beroep. Rechtspersonen betalen in beroep € 302,- en in hoger beroep € 454,-.
Een eenvoudig voorbeeld om het wat concreter te maken. Stel dat meneer X en zijn vrouw menen dat ten onrechte een omgevingsvergunning is verleend aan hun buurman voor een uitbreiding van diens huis. De buurman gaat bovendien meteen aan de slag nadat hij de vergunning heeft gekregen, dus het is noodzakelijk om een voorlopige voorziening vragen. Het echtpaar, dat bovenmodaal verdient, betaalt nu € 304,- voor behandeling van hun schorsingsverzoek door de voorzieningenrechter en de beroepsprocedure (na bezwaar), straks € 1.000,-. Ziet het echtpaar X zich genoodzaakt in hoger beroep te gaan, en ook weer een voorlopige voorziening te vragen, dan betalen zij daarvoor nu € 454,- en straks € 2.500,-. Voor het hele traject dus nu € 758,- tegen € 3.500,- straks. Een verhoging van ruim 361%. Bij dezelfde rechtsgang is het verschil voor bedrijven en ideële verenigingen minder hoog, maar ook nog steeds heel fors: nu € 1.512,- (voor beroep, hoger beroep en twee maal voorlopige voorzieningsprocedure), straks € 3.500,- (131%). En dan te bedenken (te verzuchten) dat dit een simpel ‘recht-toe-recht-aan’ voorbeeld van een rechtsgang was. Zo heb ik niet meegerekend dat er mogelijk ook nog beroep tegen een nieuwe beslissing op bezwaar moet worden ingesteld. Bovendien is er in de praktijk, zeker in het omgevingsrecht, veelal sprake van meerdere besluiten die moeten worden aangevochten. Ik durf wel te zeggen dat de kosten voor alleen maar griffierechten daarvoor straks bijna niet meer zijn te overzien.
Nieuw is dat bestuursorganen straks ook griffierecht gaan betalen: € 500,- voor het indienen van een verweerschrift. Het kabinet schat in dat bestuursorganen, de overheid dus, ongeveer 30 miljoen gaan betalen aan griffierechten.
Een vraag is of het bestuursorgaan dat besluit geen verweerschrift in te dienen, maar ter zitting pas te reageren op de beroepsgronden, geen griffierecht hoeft te betalen? In het wetsvoorstel staat namelijk uitdrukkelijk dat van het bestuursorgaan voor het indienen van een verweerschrift griffierecht wordt geheven. Dus misschien kan op deze manier de betaling worden omzeild. Echter, dit zal in de meeste gevallen geen soelaas bieden vanwege het risico dat het verweer dan inhoudelijk (deels) niet meer meegenomen wordt door de rechter. Het lijkt mij dat een bestuursorgaan alleen voor deze aanpak kan kiezen in een zaak die zowel feitelijk als juridisch niet complex is en waarin het standpunt van het bestuursorgaan duidelijk en volledig is uiteengezet in de beslissing op bezwaar en er geen nieuwe gronden of bewijs in de vorm van bijvoorbeeld een onderzoeksrapport naar voren worden gebracht. In alle andere gevallen niet.
Voorts vraag ik me af in hoeverre anticiperend gedrag zal gaan ontstaan en wat de effecten daarvan, bijvoorbeeld op de bezwaarprocedure, zullen zijn.
Met het wetsvoorstel wordt ook al voorzien in een wijziging van toekomstig recht. Het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht, nu in de Tweede Kamer, regelt de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep. Daarin is nu nog expliciet opgenomen dat voor incidenteel hoger beroep geen griffierecht is verschuldigd. In het wetsvoorstel van Opstelten staat dat ook van degene die incidenteel hoger beroep instelt griffierecht wordt geheven, tenzij van hem reeds griffierecht wordt geheven voor het voeren van verweer.
De kosten voor de stap naar de (bestuurs)rechter zullen waarschijnlijk voor met name particulieren, kleinere ondernemingen en ideële organisaties niet of nauwelijks meer te dragen zijn. Daardoor wordt het grondrecht van toegang op de rechter ondermijnd. Voor het bestuursrecht komt daar nog eens bij dat het niet acceptabel is dat burgers die goede redenen hebben om een overheidsbesluit aan te vechten, daarvan vanwege de hoge financiële drempels die diezelfde overheid opwerpt, (moeten) afzien. Of het kabinet in de serieuze en principiële zorgen die geuit zijn door belanghebbende partijen redenen ziet voor aanpassing van het wetsvoorstel, of om er nog eens goed over na te denken en het niet overhaast in te dienen, valt echter vrees ik te betwijfelen.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.