Praktijkgebieden: Bouwrecht
In het Tijdschrift voor Bouwrecht van afgelopen maart staat een aardige uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 18 november 2009 over de waarschuwingsplicht van de aannemer bij de uitvoering van een risicovol ontwerp (TBR 2011/43).
Het ging bij deze zaak om een aannemingsovereenkomst – met daarop van toepassing de UAV '89 – betreffende het profileren van het grondlichaam van de pyramide van A. (rara welke pyramide?) en het hierop aanbrengen van stapelzoden.
Kort na de oplevering constateerde de opdrachtgeefster verzakkingen van het stapelwerk. Zij stelde de aannemer daarvoor aansprakelijkheid op de grond dat de aannemer zijn waarschuwingsplicht ter zake het ontwerp had verzaakt.
Volgens de aannemer kon van een waarschuwingsplicht geen sprake zijn gelet op het risicovolle ontwerp.
Arbiters stellen voorop dat bij de vraag of in het onderhavige geval op de aannemer een waarschuwingsplicht rust, uitgangspunt is of er sprake is van een klaarblijkelijke fout in het ontwerp in de zin van paragraaf 6 lid 14 van de UAV.
Bij het kunnen constateren van een klaarblijkelijke fout in het ontwerp, zo overwegen arbiters verder, speelt de (specifieke) deskundigheid van de aannemer een rol. Daarbij is in beginsel dus niet van belang of de opdrachtgeefster (specifiek) deskundig is. Haar (specifieke) deskundigheid heft de waarschuwingsplicht van de aannemer niet op.
Arbiters spreken dan als hun oordeel uit dat van een klaarblijkelijke fout in het ontwerp, waarvoor de aannemer had dienen te waarschuwen, geen sprake is. Er is weliswaar sprake van een risicovol ontwerp, met kans op verzakkingen, maar het ontwerp op zich is niet ondeugdelijk.
Arbiters vonden voor dit oordeel ook steun in de door de opdrachtgeefster overgelegde deskundigenrapporten. De verschillende deskundigen kwamen daarin namelijk tot de conclusie dat het stapelen met graszoden tot de mogelijkheden behoort, maar dat het een risicovolle techniek is, waarbij de stabiliteit erg afhankelijk is van een goede doorworteling van de graszoden.
Kortom, van een waarschuwingsplicht zijdens de aannemer was naar het oordeel van arbiters geen sprake. Arbiters voegen daaraan nog toe dat dit te meer klemt nu de opdrachtgeefster op de hoogte was van de omstandigheid dat het een risicovol ontwerp betrof.
Dan brengt de redelijkheid tevens mee, zo overwegen arbiters nog, dat, in het geval dit risico zich openbaart, de schadelijke gevolgen hiervan – met een beroep op de waarschuwingsplicht – niet op de aannemer kunnen worden afgewenteld.
Een heldere, en mijns inziens juiste uitspraak.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.