Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In deze blog schrijven wij regelmatig over kennelijk onbehoorlijk bestuur door de statutair bestuurder van een vennootschap. Recentelijk bleek dat dat niet zo snel door de rechter werd aangenomen als een curator in het noorden van het land had gehoopt.
In het faillissement van Abel Telecom B.V. meende deze curator dat hij de bestuurder aansprakelijk kon stellen voor schade jegens de boedel omdat deze bestuurder, naar de mening van de curator, zijn verplichtingen ingevolge artikel 2:248 BW niet was nagekomen. Kort gezegd stelt dit artikel dat een bestuurder aansprakelijk is voor de schulden van een failliete boedel indien het faillissement het gevolg is van verwijtbare kennelijk onbehoorlijke taakvervulling van de bestuurder.
De curator meende dat de bestuurder laakbaar had gehandeld door noodzakelijke aanpassingen in de bedrijfsvoering niet door te voeren en de onderneming, toen geen verbetering optrad, niet tijdig te staken. Om verhaal te kunnen halen, had de curator beslag gelegd op de bezittingen van de bestuurder. Vervolgens vorderde de curator in een juridische procedure bij de Rechtbank Leeuwarden schadevergoeding van de bestuurder. De bestuurder vorderde op zijn beurt een schadevergoeding voor het naar zijn mening onterechte beslag.
Op voorhand geeft de rechtbank aan dat onopzettelijke domheden (wat mij overigens een pleonasme lijkt) en beleidsfouten hierbuiten vallen. Dat een bestuurder doormoddert met zijn onderneming en het uiteindelijk misgaat, is op zichzelf nog geen reden om kennelijk onbehoorlijk bestuur aan te nemen, oordeelde de rechtbank.
Of het verwijt van de curator terecht is, moet worden beoordeeld aan de hand van drie vragen. Was de onderneming inderdaad niet meer levensvatbaar? Had de bestuurder dit moeten weten en zo ja, wanneer had hij dit moeten weten? Wanneer had de bestuurder de onderneming moeten beëindigen? Maatstaf voor het handelen is datgene dat een redelijk handelend bestuurder zou behoren te doen. Uit de feiten blijkt naar de mening van de rechtbank dat er tot het moment van faillissement nog hoop was. De curator heeft hierop niets aangevoerd, behalve een herhaling van de eigen stellingen, inhoudende dat alle acties van de bestuurder op voorhand loos waren.
Dat de accountant niet gerustgesteld kon worden over de continuïteit van de onderneming, is naar de mening van de rechtbank evenmin een dringende reden om een onderneming te staken. Ware dit anders, zo zegt de rechtbank, dan zou veel bedrijvigheid in de kiem worden gesmoord.
Al met al oordeelt de rechtbank dat de bestuurder niet kennelijk onbehoorlijk gehandeld heeft. Het beslag is daarmee ook onrechtmatig geweest en hem komt daarvoor een schadevergoeding toe.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.