Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Recent is een tweetal interessante uitspraken gewezen over de aansprakelijkheid van de werkgever voor een burn-out van zijn werknemer, beide door Hof ’s-Hertogenbosch.
In de eerste zaak kwam het Hof tot het oordeel dat de werkgever niet aansprakelijk was voor de burn-out van zijn werknemer. De werkgever had in de procedure gesteld niet op de hoogte te zijn van de problemen die de werknemer (klaarblijkelijk) bij de uitoefening van zijn functie onderving en dit ook niet hoefde te zijn. De werknemer meende dat voor de werkgever voorzienbaar had moeten zijn dat zijn functie voor hem te zwaar was, met name omdat hij voor een deel van zijn werktijd collega’s zou moeten controleren. Daarnaast stelde hij veel overwerk te verrichten en te weinig begeleid te zijn in zijn functie. Het Hof, in navolging van de kantonrechter, verwierp de stellingen van de werknemer en wees zijn vorderingen af. Saillant detail is nog dat de bedrijfsarts wel op de hoogte was van het feit dat de werknemer zich niet goed voelde. Zijn geheimhoudingsplicht verhinderde hem evenwel dit aan de werkgever te melden. Naar de mening va het Hof terecht. Er is reden voor doorbreking van de geheimhoudingsplicht als de werknemer daarvoor toestemming heeft gegeven of als wet- of regelgeving de arts daartoe noodzaken. Geen van deze situaties had zich evenwel voorgedaan waarmee de werkgever ook niet op grond van de informatie die de bedrijfsarts had, kennis hoefde te hebben van de psychische gesteldheid van de werknemer.
In de tweede zaak honoreerde het Hof de claim van de werkneemster wel, ook al was ook in die zaak de werkgever niet op de hoogte van het feit dat de werkneemster haar werk niet meer aankon. In die zaak ging het om een werkneemster die stelde als gevolg van een te hoge werkdruk een burnout te hebben opgelopen. Op grond van geuigenverklaringen achtte het Hof bewezen dat de werkneemster haar werkzaamheden niet kon uitvoeren in 40 uur en daarom zeer regelmatig moest overwerken. Ook al had de werkneemster niet laten blijken aan haar werkgever dat zij het werk eigenlijk niet meer aankon, en ook al waren persoonlijkheidskenmerken hier mogelijk debet aan, dit verhinderde het Hof niet tot het oordeel te komen dat de werkgever wel degelijk aansprakelijk was voor de burn-out. De werkgever heeft immers de zorgplicht om na te gaan of werknemers voldoende pauze kunnen nemen, temeer daar in dit geval de werkgever op de hoogte was van de persoonskenmerken. De werkgever werd derhalve aansprakelijk geacht.
De toets die het Hof hanteert is in beide gevallen gelijk, al leidt die tot verschillende uitkomsten: moest de werkgever weten dat de werknemer te hard werkte? In het ene geval wel, in het andere geval niet – waarbij ook meespeelde dat in het geval waarin de werkgever niet aansprakelijk werd geacht, de werknemer al eerder zonder problemen had waargenomen. Het blijft dus wel een subjectieve kwestie – oppassen blijft geboden.
De uitspraken zijn gepubliceerd in JAR van dit jaar, onder nummers 41 en 73.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.