Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Binnen academische ziekenhuizen worden arbeidsplaatsen van onderzoekers regelmatig gefinancierd door derden in het kader van een specifiek project. De duur van de aanstelling wordt dan in de regel gekoppeld aan de duur van die financiering, althans dat is de bedoeling. Van tevoren is niet altijd duidelijk hoe lang een onderzoek loopt of tot welke datum een project extern wordt gefinancierd. Het is in dat geval opletten geblazen op het moment dat het einde in zich komt, en men de aanstelling van de betreffende onderzoeker op dat moment ook daadwerkelijk zou willen laten eindigen.
De functie wordt niet altijd formeel opgeheven. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft intussen meerdere keren bevestigd dat “het feitelijk verdwijnen van het samenstel van de werkzaamheden van een functie, onder omstandigheden gelijkgesteld kan worden met een formele opheffing van een functie”.
Maar die werkzaamheden moeten in dat geval ook wel daadwerkelijk verdwijnen. Op dat punt gaat het nog weleens mis.
Wanneer bijvoorbeeld een afdeling is opgeheven wegens het decentraliseren van werkzaamheden, die decentralisatie niet van de grond komt en vervolgens op dezelfde (oude) plek in de organisatie een nieuwe afdeling wordt opgezet, dan kun je de nodige vraagtekens plaatsen. Eigenlijk zijn de werkzaamheden er gewoon nog, maar worden ze bij wijze van spreken op een andere verdieping van het gebouw verricht. Een dergelijke casus deed zich voor bij de gemeente Amsterdam. De Raad oordeelde in dit geval dat de werkzaamheden ten tijde van het ontslag, er was inmiddels een herplaatsingsperiode van 2 jaar verstreken, feitelijk niet waren verdwenen, en er op die grond derhalve geen ontslag had kunnen worden verleend.
Vergelijkbaar is een casus uit het Universitair Medisch Centrum Rotterdam. Hier had de betreffende onderzoeker nog een jaar na het wegvallen van de externe financiering, verschillende tot zijn functie behorende werkzaamheden verricht. In dat jaar werd zijn arbeidsplaats uit de algemene middelen van het ziekenhuis gefinancierd, en dit zouden, aldus het ziekenhuis, “slechts” afrondende werkzaamheden zijn geweest, te weten rapportage en publicatie van de resultaten.
De Raad volgt het ziekenhuis niet en oordeelt dat het wegvallen van de financiering van een arbeidsplaats waar die werkzaamheden werden vervuld, op zichzelf nog niet meebrengt dat de werkzaamheden zijn komen te vervallen. In dit geval werd het tegendeel aangenomen, omdat er in feite gewoon was doorgewerkt na de stopzetting van de externe financiering. Het ziekenhuis had de onderzoeker daarom (nog) niet mogen aanwijzen als herplaatsingskandidaat, en dat besluit wordt door de Raad vervolgens direct herroepen. Op het moment dat het einde van de financiering van een project in zicht komt, dan moet er dus ook wel feitelijk een punt achter de werkzaamheden gezet om te kunnen zeggen dat de functie is komen te vervallen.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.