Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft woensdag 9 maart 2011 een uitspraak gedaan die neerkomt op een ommezwaai in de tot dan toe constante jurisprudentie over besluitonderdelen in het milieurecht. Daarmee worden de mogelijkheden om in beroep een omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten aan te vechten ruimer dan voorheen. Een belangrijke uitspraak en bovendien opvallend in deze tijd, die zich onder meer kenmerkt door maatregelen die de toegang tot de rechter inperken en/of bemoeilijken. Voorbeeld van dit laatste is de regel dat alleen beroepsgronden die het belang van degene die ze aanvoert beschermen, tot vernietiging van het besluit kunnen leiden (het relativiteitsvereiste; zie hierover onze eerdere bijdragen). Een ander voorbeeld is het voornemen van de regering om de griffierechten drastisch te verhogen.
Terug naar de uitspraak van woensdag 9 maart jl. Hoe zat het en wat is er veranderd? Een belangrijke procedurele regel (art. 6:13 Awb) is dat alleen beroep kan worden ingesteld als men in de bestuurlijke procedure gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Dus: geen zienswijze, geen beroepsrecht. Bij (onder meer) milieuvergunningen gold nog een verbijzondering. Omdat in deze vergunningen verschillende milieugevolgen zijn geregeld, zoals bijvoorbeeld geluid- en geuremissie, werden besluitonderdelen onderscheiden. Een besluit waarbij vergunning werd verleend bestond dus uit meerdere besluitonderdelen en de regel hield dan in: geen zienswijze tegen het onderdeel: geen beroepsrecht tegen dat onderdeel.
Deze regel, bekend zo niet berucht als ‘onderdelenfuik’, heeft zich regelmatig een niet meer te nemen hobbel betoond. Met name particulieren, maar ook bedrijven, dienen vaak zelf een zienswijze in en schakelen pas in de beroepsfase een deskundige (juridisch en/of technisch) in die vervolgens constateert dat er op andere onderdelen ook een en ander schort aan de vergunning. Helaas was daar dan niets meer aan te doen.
Dat laatste is nu veranderd. Aanleiding is de regeling voor de omgevingsvergunning van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die sinds 1 oktober 2010 geldt. De omgevingsvergunning ziet op een project dat uit verschillende activiteiten (bijvoorbeeld bouwen, milieuactiviteiten, bouwen/gebruiken in strijd met het bestemmingsplan) en volgens de Afdeling ligt het voor de hand om voor de toepassing van de procedurele regel deze activiteiten als besluitonderdelen te zien. Omdat onder het oude recht bij vrijstellingen van het bestemmingsplan de verschillende categorieën milieugevolgen niet als aparte besluitonderdelen werden beschouwd, zou de integratie van de toestemmingen voor milieuactiviteiten en planologisch strijdig gebruik in één omgevingsvergunning betekenen dat in beroep tegen de omgevingsvergunning tegen het handelen in strijd met het bestemmingsplan wel voor het eerst nog een grond kan worden aangevoerd tegen bijvoorbeeld geluid, maar niet tegen de milieuactiviteiten. Kortom, de verschillende categorieën milieugevolgen worden niet meer als besluitonderdelen aangemerkt en daarmee is de onderdelenfuik exit voor de omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten. Belangrijk is dat de Afdeling vanuit het oogpunt van rechtseenheid heeft besloten dat de onderdelenfuik eveneens exit is voor milieuvergunningen die op grond van het overgangsrecht nog op grond van de Wet milieubeheer worden verleend, mits deze bekendgemaakt zijn op of na 1 april 2011.
Wat betekent nu meer praktisch beschouwd? Kort gezegd dat u als u een omgevingsvergunning wilt aanvechten, u zienswijzen moet inbrengen tegen alle activiteiten (besluitonderdelen) van het project waartegen u bezwaren heeft. In beroep kunt u dan tegen deze besluitonderdelen nieuwe gronden, argumenten, feiten, bewijzen aanvoeren. Wordt u als vergunninghouder geconfronteerd met een beroep tegen uw omgevingsvergunning of per 1 april bekendgemaakte Wm-vergunning, dan moet u er rekening mee houden dat in beroep nieuwe argumenten kunnen worden aangevoerd en dat deze zullen worden beoordeeld door de rechter.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.