Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Zodra een faillissement is uitgesproken, zal de curator onder andere onderzoeken of er faillissementspauliana is gepleegd. Artikel 42 van de Faillissementswet bepaalt dat de curator in het faillissement ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar (de failliet) voor de faillietverklaring onverplicht heeft verricht kan vernietigen, indien de schuldenaar bij het verrichten van de rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. De door de schuldenaar onverplicht verrichte rechtshandeling wordt ook faillissementspauliana genoemd.
In een procedure waarover de Hoge Raad op 3 december 2010 arrest wees, werd het onderscheid tussen verplichte en onverplichte rechtshandelingen weer eens belicht. Een werkgever had al maanden de pensioenpremies van zijn werknemers niet betaald en liet uiteindelijk ook een achterstand in de salarisbetalingen ontstaan. De onderneming van de werkgever werd overgenomen door een derde, waardoor de werknemers overgingen in het bedrijf van de derde. De nieuwe werkgever betaalde de premies en het loon wel volledig, maar de werknemers hadden nog wel een vordering op hun vorige werkgever die nog een jaar lang hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de nakoming van zijn verplichtingen aan de werknemers van voor de overgang.
Ter verzekering van hun verhaal op de werkgever heeft een belangenvereniging van de werknemers derdenbeslag gelegd onder een debiteur van de werkgever. Uiteindelijk heeft de werkgever een vaststellingsovereenkomst gesloten met de belangenvereniging. Partijen richtten een stichting op met het doel de vorderingen van de werknemers zoveel mogelijk te voldoen. In de vaststellingsovereenkomst werd afgesproken dat onder andere het bedrag waar derdenbeslag op was gelegd zou worden gestort in de stichting, waarna van het totaal ontvangen saldo alle werknemers naar rato werden uitbetaald.
Twee maanden later werd de werkgever failliet verklaard. De curator ging op zoek naar benadelende rechtshandelingen en stuitte op de vaststellingsovereenkomst. In de daaropvolgende procedures kwam de vraag aan de orde of voor de werkgever een rechtsplicht bestond om de vaststellingsovereenkomst te sluiten. De Hoge Raad oordeelde dat die rechtsplicht niet bestond, zodat sprake was van een onverplichte rechtshandeling. De werkgever had uiteraard wel de rechtsplicht om het achterstallige salaris en pensioenpremies aan de werknemers te voldoen en de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst leidde ook wel tot het (gedeeltelijk) voldoen aan die rechtsplicht. Echter, de werkgever had geen rechtsplicht om middels een vaststellingsovereenkomst en een daarna op te richten fonds de werknemers te voldoen. Er zou dus sprake kunnen zijn van faillissementspauliana. De Hoge Raad verwees het geding naar een ander gerechtshof om de procedure verder te behandelen.
Er kan dus ook sprake zijn van een onverplichte rechtshandeling indien de wijze waarop een – op zichzelf verplichte – rechtshandeling wordt voldaan, als onverplicht valt aan te merken.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.