Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Eerder schreven wij over de wijzen waarop schuldeisers – veelal banken – hun vorderingen op hun debiteuren zeker stellen. Vaak gebeurt dit door vestiging van een pandrecht op de vorderingen van de debiteur op zijn schuldenaars. Er ontstaat dan een pandrecht op alle vorderingen die de pandgever heeft op het moment van vestiging. Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid ook een pandrecht op nog niet bestaande vorderingen te vestigen, als deze vorderingen 'rechtstreeks zullen worden verkregen uit een op het moment van vestiging van het pandrecht reeds bestaande rechtsverhouding'.
Wanneer 'bestaat' een vordering? Met andere woorden: hoe beoordeel je wat de vorderingen zijn die onder het pandrecht vallen? Onlangs heeft de Hoge Raad hier een belangrijke uitspraak over gedaan. De vraag die de Hoge Raad onderzocht, was of de vordering tot restitutie van teveel betaalde premies onder het eerder gevestigde pandrecht valt, of niet.
Ondernemer X sluit in 2000 een kredietovereenkomst met de ING Bank. X vestigt, tot meerdere zekerheid van terugbetaling van het aan hem verstrekte krediet, ten gunste van ING een pandrecht op 'alle [..] thans reeds bestaande vorderingen alsmede alle vorderingen die rechtstreeks worden verkregen uit thans reeds bestaande rechtsverhoudingen'. Het laatste pandrecht wordt gevestigd op 19 september 2006. Op 20 september 2006 wordt de surseance van X uitgesproken. Enkele dagen later, op 3 oktober 2006, wordt X failliet verklaard.
De curator van X zegt de arbeidsovereenkomsten met de werknemers van X op. X had een pensioenregeling lopen bij Nationale Nederlanden. De pensioenpremies werden telkens per jaar vooruit betaald. Ook voor 2006, het jaar waarin X failleerde, waren de pensioenpremies al voldaan. De arbeidsovereenkomsten waren echter door het ontslag reeds vóór het eind van 2006 geëindigd. Voor 2006 waren dus teveel pensioenpremies afgedragen. Als gevolg van het ontslag heeft Nationale Nederlanden daarom een bedrag van bijna € 90.000,- gestort op de boedelrekening ter restitutie van de teveel betaalde pensioenpremies.
ING stelt dat de vorderingen tot terugbetaling van teveel betaalde premies onder het pandrecht van de bank vallen. Dit onderbouwt de ING als volgt. Volgens ING heeft Nationale Nederlanden, toen hij de overeenkomst met X aanging, zich verplicht tot restitutie. X en Nationale Nederlanden zijn deze overeenkomst in ieder geval vóór de laatste vestiging van het pandrecht op 19 september 2006 aangegaan. Op het moment van sluiten van de overeenkomst ontstond een vordering tot restitutie onder de opschortende voorwaarde van beëindiging van de overeenkomst. Deze vordering bestond dus reeds op het momtent van vestiging van het pandrecht en zou dus aan de ING zijn verpand.
De Hoge Raad gaat niet mee in het betoog van de bank. Een restitutievordering als gevolg van de ontbinding of opzegging van een overeenkomst moet worden aangemerkt als een vordering die ontstaat door de genoemde beëindigingshandeling. Pas op dat moment verkrijgt de schuldeiser een vordering tot premierestitutie. Door de ontbinding of opzegging wordt de verhouding tussen partijen immers ingrijpend gewijzigd: reeds bestaande verbintenissen eindigen, nieuwe verbintenissen ontstaan. Een van die 'nieuwe verbintenissen' is volgens de Hoge Raad de restitutie van teveel betaalde premies. Nu deze pas na het vestigen van het pandrecht is ontstaan, is de vordering ten aanzien van de premierestitutie niet verpand.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.