Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in mei 2009 in drie beroepsprocedures tegen de vergunningverlening voor geplande elektriciteitscentrales prejudiciële vragen gesteld over de verhouding tussen de Europese IPPC-richtlijn en de NEC-richtlijn (C-165/09, 166/09 en 167/09).
De IPPC-richtlijn (IPPC staat voor Integrated Prevention of Pollution and Control oftewel geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) verplicht tot toepassing van de ‘beste beschikbare technieken’ (BBT). Het BBT-begrip is overgenomen in de Wet milieubeheer en staat sinds 1 oktober 2010 in het Besluit omgevingsrecht. Daarmee geldt het als toetsingskader bij de verlening van een milieuvergunning (tegenwoordig: omgevingsvergunning) voor alle milieuvergunningplichtige activiteiten in Nederland en dus niet alleen voor de bedrijven die onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen (zgn. gpbv-inrichtingen).
De NEC-richtlijn (NEC staat voor National Emission Ceilings) legt voor alle lidstaten hoeveelheden van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, zoals onder meer zwaveldioxide en stikstofdioxide, vast die jaarlijks mogen worden uitgestoten. De lidstaten moeten nationale programma’s opstellen voor de geleidelijke reductie van deze stoffen en dienden uiterlijk in 2010 aan de nationale plafonds te voldoen. Nederland heeft de plafonds in subplafonds voor de verschillende sectoren, zoals industrie en verkeer, verdeeld. Bij industrie zijn verdere subverdelingen gemaakt.
Heel kort samengevat gaat het in de prejudiciële procedure om de vraag of bij het bepalen van wat in een concreet geval de beste beschikbare technieken zijn, de plafonds uit de NEC-richtlijn moeten worden betrokken en ertoe kunnen leiden dat een vergunning moet worden geweigerd bij (dreigende) overschrijding van de plafonds.
Van belang is dat het in de zaken waarin de vragen zijn gesteld ging om nog te bouwen elektriciteitscentrales; in twee zaken om geheel nieuwe inrichtingen en in een geval om uitbreiding van een inrichting. De Afdeling heeft, nadat zij de prejudiciële vragen heeft gesteld, eerst nog een tijd beroepsprocedures waarin het ging om bestaande inrichtingen (zonder uitbreiding van de activiteiten) afgehandeld. In januari 2010 echter besloot de Afdeling om ook deze beroepsprocedures in afwachting van het oordeel van het Hof van Justitie aan te houden. Er ligt bij de Afdeling nu een behoorlijk aantal procedures ‘op de plank’ in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie.
Een eerste beoordeling is inmiddels bekend, namelijk de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) van 16 december 2010. Deze concludeert onder meer dat gelet op de verplichting tot richtlijnconforme uitlegging bij de beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning de nationale emissieplafonds van de NEC-richtlijn in acht moeten worden genomen. Een relevante vraag is of dit betekent dat afwijking niet mogelijk is. Deze betekenis heeft ‘in acht nemen’ namelijk bij de in de nationale regelgeving opgesomde elementen die in acht moeten worden genomen. Echter, de AG hanteert in zijn overwegingen ook de term ‘in aanmerking nemen’ en dat lijkt minder bindend. Voorts concludeert de AG (onder meer) dat een vergunning moet worden geweigerd als de inrichting bijdraagt tot de (dreigende) overschrijding van een nationaal emissieplafond en de lidstaat geen toereikende programma’s ter reductie van de emissie heeft opgesteld en uitgevoerd. Dit verbod geldt echter niet wanneer in een individueel geval kan worden aangetoond dat de emissies van de betrokken verontreinigende stoffen niet significant bijdragen aan de milieueffecten van de inrichting.
We zullen eerst moeten afwachten in hoeverre het Hof van Justitie de conclusie van de AG volgt. Mocht het Hof de lijn van de AG overnemen, dan zijn rijst onder andere de – zeer belangrijke – vraag in hoeverre dit nu ook geldt in geval van vergunningverlening voor bestaande installatie zonder dat sprake is van een uitbreiding van de activiteiten, dus in (in ieder geval een deel van) op de plank liggende zaken. Daarin is sprake van een wezenlijk andere situatie en het lijkt mij dat een actualisatie of revisie van de vergunning niet kan worden geweigerd wegens (dreigende) overschrijding van de nationale emissieplafonds.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.