Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Het komt met enig regelmaat voor dat een belanghebbende schade lijdt door een nieuw bestemmingsplan of een andere planologische maatregel. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade doordat bijvoorbeeld een stuk grond minder waard wordt, maar kan ook bestaan uit inkomensschade als gevolg van omzetvermindering. Wanneer deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste behoort te blijven van de belanghebbende en wanneer schadevergoeding niet voldoende is verzekerd, bestaat er in beginsel de mogelijkheid van vergoeding van de ontstane planschade.
Veelal bestaat deze vergoeding uit een bedrag in geld, maar ook een vergoeding in natura is mogelijk. Dat een planschadevergoeding echter niet altijd in natura kan plaatsvinden, bleek onlangs uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In deze uitspraak vordert een bedrijf (R.M. Project B.V.) schadevergoeding als gevolg van een wijziging van het bestemmingsplan “Recreatieterrein Ermerstrand 1999”van de gemeente Coevorden. In dit plan wordt aan een 50 meter brede strook grond, behorend bij een recreatie-park en in eigendom zijnde van R.M. Project B.V., de bestemming “wegverkeer” toegekend. Voorheen, onder het oude bestemmingsplan, had het betreffende stuk grond de bestemming “Recreatieve doeleinden, verblijfsrecreatie (V)”, behoudens een circa 15 m brede strook langs de rand die de bestemming “Recreatieve doeleinden, dagrecreatie (D)” had. Van groot belang is deze casus is het gegeven dat R.M. Project in mei 2005 het betreffende stuk grond heeft doorverkocht aan een derde, zodat zij niet langer rechthebbende is van de strook grond.
R.M. Project B.V. verzoekt de gemeente om toekenning van een vergoeding van de waardever-mindering van de betreffende strook grond ten gevolge van het op 3 juli 2001 in werking getreden bestemmingsplan. De gemeente stelt de geleden schade ongedaan te hebben gemaakt door het vaststellen van een gewijzigd bestemmingsplan, waarin de oude bestemming van vóór het gelde bestemmingsplan weer herleeft. Daarbij stelt de gemeente zich op het standpunt dat zij hiermee de planschade middels betaling in natura heeft vergoed.
R.M. Project B.V. voert daar tegen dat de gemeente zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dit nadeel ongedaan gemaakt zal worden door de oude bestemming op die strook grond te laten herleven. Volgens R.M. Project B.V. miskent de gemeente dat R.M. Project B.V. niet langer eigenaar is van de betreffende strook grond, zodat het herleven van de oude bestem-ming voor haar van generlei waarde is.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of R.M. Project B.V. door het herleven van de bestemming afdoende is gecompenseerd en of kan worden geoordeeld dat de schade in dit geval derhalve voldoende anderszins is verzekerd. De Afdeling overweegt dat artikel 49 WRO (oud) compensa-tie in nature niet uitsluit. Een schadevergoeding in geld kan achterwege blijven wanneer de schade anderszins is verzekerd. De Afdeling oordeelt hierover het volgende:
“R.M. Project B.V. voert in dit verband terecht aan dat zij geen eigenaar meer is van de betreffende strook grond, zodat het door haar geleden nadeel niet kan worden gecompenseerd door herstel van de oude gunstigere bestemming. Het college heeft zich daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat, voor zover R.M. Project B.V. door de toekenning van de bestemming “wegverkeer” in een nadeliger situatie is komen te verkeren, dit nadeel ongedaan gemaakt zal worden door de oude bestemming op de strook grond te laten herleven.”
Aangezien vergoeding van planschade in natura niet meer mogelijk was, vanwege het feit dat R.M. Project B.V., niet langer eigenaar was van de betreffende strook had de gemeente aldus niet kunnen volstaan met het laten herleven van de oude gunstigere bestemming.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.