Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Als een faillissement wordt uitgesproken, lopen er vaak nog tal van overeenkomsten tussen de failliet en zijn schuldeisers. In beginsel is het faillissement niet van invloed op wederkerige overeenkomsten. Een uitzondering daarop is er in geval van huur- en arbeidsovereenkomsten. Zowel de curator als de verhuurder/werknemer kan de overeenkomst dan opzeggen. Aan deze mogelijkheid ligt een belangenafweging ten grondslag. Voor de curator bestaat deze mogelijkheid om het onnodig oplopen van huur- of loonschulden te voorkomen. De verhuurder/werknemer kan de overeenkomst opzeggen om bevrijd te worden van een insolvente huurder/werkgever. Hun huur/loon binnen de opzegtermijn wordt boedelschuld. Een boedelschuld staat hoger in rang dan gewone vorderingen, zodat er veel meer kans bestaat op uiteindelijke voldoening.
Naast de mogelijkheid van opzegging van de huurovereenkomst via artikel 39 Faillissementswet (Fw) bestaat er voor de verhuurder ook de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden, indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. De overeenkomst kan ook eindigen door ontbinding op grond van een contractuele bepaling. Dit is bepaald in het BabyXL-arrest uit 2005. In die contractuele bepaling was opgenomen dat de verhuurder bij ontbinding recht had op schadevergoeding ter grootte van de resterende huurtermijnen.
In latere rechtspraak is door het Hof ’s Gravenhage (JOR 2007/133 en JOR 2009/202) het BabyXL-arrest zo toegepast dat, omdat artikel 39 Fw (en artikel 238 Fw) zelf geen grondslag biedt voor een vordering tot schadevergoeding, het de mogelijkheid open laat voor de huurder en verhuurder om bij het aangaan van de overeenkomst, dan wel in ieder geval vóór het faillissement, afspraken te maken over de situatie bij tussentijdse beëindiging. In die zaken ging het over de effectiviteit van een beding in een huurovereenkomst voor zover daarmee werd beoogd de verhuurder in geval van vervroegde opzegging van de overeenkomst door de curator in het faillissement van huurder (als bedoeld in artikel 39 Fw) aanspraak te verlenen op een schadevergoeding ter grootte van alle huurtermijnen die bij een normale uitwerking van de overeenkomst nog verschuldigd zouden zijn geworden.
Mijn zienswijzeOp dit onderwerp ben ik in 2009 afgestudeerd. Daarbij heb ik betoogd dat het Hof een onjuiste toepassing heeft gegeven van het BabyXL-arrest. Uit dit arrest blijkt mijns inziens niet dat de verhuurder schadevergoeding kan vorderen op grond van een contractueel beding indien de curator de overeenkomst heeft opgezegd via artikel 39 Fw. Het recht op schadevergoeding voor de verhuurder was in het BabyXL-arrest namelijk verbonden aan de ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder op grond van een contractuele bepaling en niet verbonden aan een beëindiging door de curator op grond van de artikelen uit de Faillissementswet. In die contractuele bepaling was namelijk opgenomen dat schadevergoeding zou worden toebedeeld indien de overeenkomst tussentijds zou worden beëindigd ofwel indien de huurder failliet zou gaan.
Het cruciale verschil lag mijns inziens in de wijze van beëindiging. In de casus van het BabyXL-arrest werd de huurovereenkomst ontbonden. In de casus van de twee arresten van Hof ’s Gravenhage werd de huurovereenkomst opgezegd door de curator. En dit verschil is van wezenlijk belang, zoals hierna zal blijken. De laatste zinnen van mijn scriptie luiden als volgt: “Ook al heeft het Hof ’s Gravenhage anders geoordeeld, het is nog maar ten zeerste de vraag of de Hoge Raad zal willen meegaan in deze tendens in de lagere rechtspraak. Indien dat zou gebeuren, dan zou dat in mijn optiek betekenen een ‘omgaan’ van de Hoge Raad.” Gelukkig is de curator van het arrest van het Hof ’s Gravenhage in cassatie gegaan.
De Hoge RaadEn de Hoge Raad heeft op 14 januari jl. gesproken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de opzegging op de voet van artikel 39 Fw een regelmatige wijze van beëindiging van de huurovereenkomst is, die niet tot schadevergoeding verplicht. Het resultaat van de bedoelde belangenafweging (zoals hiervoor vermeld) kan niet worden doorbroken door het bedingen van een recht op schadevergoeding ter zake van de huur die verschuldigd zou zijn geworden indien de huurovereenkomst niet tussentijds op de voet van artikel 39 Fw zou zijn beëindigd.
De Hoge Raad draagt hiervoor verschillende argumenten aan en verwijst voorts naar het Van Gelder Papierfabriek-arrest uit 1990 (NJ 1990/662) waarbij het op een soortgelijke belangenafweging berustende artikel 40 Fw betrof. In een latere weblog zal ik nader op deze argumenten ingaan. Als een soort overweging ten overvloede geeft de Hoge Raad aan dat zij in het BabyXL-arrest niet van deze belangenafweging heeft willen afwijken. De Hoge Raad benadrukt dat onderscheid gemaakt moet worden tussen enerzijds de gevallen van opzegging op de voet van artikel 39 Fw waarin de wettelijke regeling een beding tot het vooraf bepalen van de schadevergoeding in geval van opzegging bij faillissement niet toelaat, en anderzijds gevallen waarin de wettelijke regeling (ook artikel 39 Fw) zich niet verzet tegen een contractuele regeling betreffende de vergoeding van schade bij tussentijdse ontbinding. Bij dit laatste gaat het om gevallen waarin krachtens wettelijke of contractuele regels tussentijdse ontbinding van de huurovereenkomst mogelijk is en waarin de vordering op grond van het schadevergoedingsbeding overeenkomstig artikel 37a Fw voor verificatie in aanmerking komt.
De wettelijke regeling van artikel 39 Fw kan dus niet zomaar door een contractueel beding terzijde worden geschoven. Gelukkig heeft de Hoge Raad dat ook ingezien.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.