Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 1 januari jl. is de nieuwe Winkeltijdenwet van kracht gegaan. In deze wet is de mogelijkheid die gemeenten hebben, om ontheffing te verlenen van het verbod om op zondag winkels geopend te houden, aangescherpt.
Het draait hier vooral om de zogenaamde “toerismebepaling”. Voorheen was bepaald dat de gemeente ontheffing of een vrijstelling kon verlenen aan een winkel, indien de winkel in gebied gevestigd was waar zich “enig toerisme” voor deed. Gevolg hiervan was dat gemeenten veelvuldig gebieden als toeristisch bestempelden, om er zo voor te zorgen dat de winkels op zondag open konden zijn.
Deze toerismebepaling is in een aantal rechtszaken ter discussie gesteld, waarbij door kleine winkeliers werd gesteld dat de gemeente misbruik maakte van de toerismebepaling door te pas en te onpas een gebied als toeristisch te bestempelen. Zowel bij religieuze organisaties alsmede bij kleine winkeliers ontstond weerstand tegen het vermeende misbruik van de toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet. Volgens hen werd het uitgangspunt van de wet, te weten dat winkels in beginsel niet open zijn op zondag, ernstig uitgehold door de toerismebepaling.
Ook in de ogen van de wetgever was er sprake van oneigenlijk gebruik van deze toerismebepaling en was er behoefte aan aanscherping in de wet. De nu ingetreden Winkeltijdenwet maakt het volgens de wetgever lastiger voor gemeenten om (“oneigenlijk”) gebruik te maken van deze toerismebepaling. De bepaling is nu zo veranderd dat de gemeente aan een winkelier enkel vrijstelling kan verlenen als het gaat om een winkel gelegen in een gebied waar sprake is van toerisme van een “substantiële omvang”. Verder is nu expliciet opgenomen welke belangen in ieder geval in de belangenafweging moeten worden meegenomen. Zo dient in de belangenafweging rekening te worden gehouden met de belangen van de lokale economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid enerzijds en de zondagsrust, de leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde anderzijds. Ten slotte maakt de nieuwe wet het mogelijk om bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven beroep aan te tekenen tegen het besluit waarin ontheffing wordt verleend.
Het is de vraag of het “oneigenlijke” gebruik met deze nieuwe wet daadwerkelijk wordt beperkt. Zo ontbreken kwantitatieve criteria om vast te stellen dat er daadwerkelijk sprake is van toerisme met substantiële omvang. Het ontbreken van harde criteria maakt de toerismebepaling nog steeds tot een rekbaar begrip, wat er toe kan leiden dat er lokale verschillen ontstaan tussen gemeentes met betrekking tot te hanteren criteria. Een en ander zal ongetwijfeld weer leiden tot nieuwe discussies en rechtszaken, waarin de rechter zich zal moeten buigen over de vraag of een bepaald gebied toerisme van substantiële omvang kent.
Charlotte Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.