Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Kortgeleden meldde de website van de Vereniging van effectenbezitters dat een schikking is getroffen tussen de World Online beleggers en World Online/joint lead managers ABN AMRO en Goldman Sachs (hierna: de banken). Het bericht van de schikking komt iets langer dan een jaar na het arrest van de Hoge Raad. Dit lijkt snel, maar de beleggers wachten al veel langer.
Op 17 maart 2000 maakt World Online, als eerste internetaanbieder, haar entree op de beurs. Er is veel aandacht van de media en de verwachtingen zijn hoog gespannen. Het zijn hoogtij dagen voor de economie. De euforie rondom World Online is slechts van korte duur. Kort na de beursgang knapt de internetzeepbel en daalt de koers van het aandeel World Online sterk. Zodra het tij keert, steken vragen naar aansprakelijkheid de kop op. De beleggers stellen World Online en de bij de emissie betrokken banken onder meer aansprakelijk voor misleidende informatie uit het prospectus.
Bijna 10 jaar later oordeelt uiteindelijk de Hoge Raad op 29 november 2009 dat zowel World Online als de banken onrechtmatig hebben gehandeld jegens de beleggers. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en verwijst niet terug naar het hof. De Hoge Raad lijkt hiermee het hoofdstuk World Online te willen sluiten. In deze uitspraak heeft hij zijn oordeel gegeven over verschillende aspecten van de prospectusaansprakelijkheid. Deze kunnen hier niet uitvoerig worden weergegeven. Maar ik probeer in het kort een aantal belangrijke punten over prospectusaansprakelijkheid op te schrijven.
Het Burgerlijk Wetboek kent geen specifieke regeling voor prospectusaansprakelijkheid. De prospectusaansprakelijkheid vindt haar juridische grondslag in het leerstuk van de misleidende reclame van artikel 6:194 BW (voor de professionele belegger) en oneerlijke handelspraktijken van artikel 6:193a-j BW (voor de particuliere belegger). Het World Online-arrest is gewezen onder toepasselijkheid van artikel 6:194 BW, nog zonder de toevoeging dat het moet gaan om een professionele belegger. Onder het huidige recht zou de prospectusaansprakelijkheid jegens de particuliere beleggers in de zaak World Online worden beoordeeld aan de hand van artikel 6:193a-j BW. Niettemin overweegt de Hoge Raad in het World Online-arrest dat inhoudelijk weinig verschil is met de oude regels van prospectusaansprakelijkheid en deze niet wezenlijk anders zullen zijn onder het nieuwe recht.
Bij de beantwoording van de vraag of een prospectus misleidend is, is de toetssteen de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone belegger tot wie de mededeling zich richt of die deze mededeling bereikt. Deze belegger duidt de Hoge Raad aan met de term ‘maatman-belegger’. Van deze maatman-belegger mag worden verwacht dat hij bereid is zich in de aangeboden informatie te verdiepen, maar niet dat hij beschikt over specialistische of bijzondere kennis en ervaring. Dit is anders in het geval de reclame zich uitsluitend op personen met een dergelijke kennis of ervaring richt.
De Hoge Raad stelt dat met name sprake kan zijn van misleiding, indien de mededeling onjuist of onvolledig is. Hieruit mag echter niet worden afgeleid dat elke mededeling die onjuist of onvolledig is, ook direct misleidend is. Het is nodig dat de mededeling de beleggers heeft misleid of kan misleiden en door haar misleidende karakter hun economische gedrag kan beïnvloeden.
Dit geldt zowel voor de mededelingen in het prospectus als daarbuiten. De Hoge Raad is van mening dat de belegger moet kunnen afgaan op de juistheid en volledigheid van alle door de uitgevende instelling in verband met het gedane aanbod verschafte informatie. Uitgangspunt is dat de maatman-belegger steeds een verantwoorde beleggingsbeslissing moet kunnen nemen.
Opvallend aan de uitspraak is dat ook de banken verantwoordelijk worden gesteld voor mededelingen die buiten het prospectus zijn gedaan. Dit maakt dat de banken zorgvuldiger dienen op te treden en zeer alert moeten zijn op de gedragingen van de andere partijen bij de emissie, bijvoorbeeld de bestuurder van de uitgevende instelling, en deze mogelijk publiekelijk moeten corrigeren.
Charlotte Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.