Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Al eerder werd op deze weblog geschreven over de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir beslag. Nog voor je als schuldeiser een procedure start tegen de onwillige debiteur, kun je met dit conservatoire ('behoudend') beslag je verhaalsmogelijkheden veilig stellen. Als je de procedure wint, weet je dan zeker dat er vermogensbestanddelen van je debiteur zijn gereserveerd om jouw vordering mee te voldoen. In beginsel komen alle eigendommen van je debiteur in aanmerking om te worden getroffen door het beslag: zijn woonhuis (of bedrijfspand), zijn inboedel (of bedrijfsinventaris), zijn auto (of wagenpark), zijn vorderingen. Tot die laatste categorie behoren bijvoorbeeld een vordering van je debiteur op de bank uit hoofde van een positief saldo in rekening-courant. Of een vordering van je debiteur op de werkgever uit hoofde van loon.
Wanneer de schuldeiser beslag legt op de vorderingen van zijn debiteur op derden, worden deze derden automatisch bij dit beslag betrokken. Hoewel deze 'derde-debiteur' in principe natuurlijk niets te maken heeft met de discussie tussen jou en je debiteur, kan deze ongewilde betrokkenheid grote gevolgen hebben voor de derde.
Nadat de deurwaarder de derde met een deurwaardersexploit heeft geïnformeerd over het gelegde beslag, begint een termijn te lopen van vier weken. Na deze termijn ontstaat een verplichting voor de derde: hij moet dan verklaring doen van de vorderingen die door het beslag zijn getroffen. Doet hij dat niet en heb je hem als schuldeiser geen termijn gesteld om die verklaring te doen, dan gebeurt er in eerste instantie eigenlijk niets. Stel je hem wél zo’n termijn, en de derde verzuimt het nog steeds om de verklaring af te leggen, dan kun je als schuldeiser een zogenaamde verklaringsprocedure opstarten. Het mogelijke gevolg voor de derde? Veroordeeld worden tot betaling van het bedrag, waarvoor jij als schuldeiser beslag hebt gelegd. En dat voor een vordering waar de derde in eerste instantie volledig buiten stond…
Geeft de derde wel een verklaring af, maar klopt de afgelegde verklaring niet? Dan loopt de derde het risico door jou als schuldeiser in rechte te worden betrokken om alsnog een – juiste – verklaring af te leggen. Om vervolgens gelijk te kunnen worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van zijn schuld aan jouw debiteur. En dat kan extreme gevolgen hebben.
Het overkwam een onderneming in computerspellen uit Amsterdam. Een schuldeiser S had een vordering op een man M. Man M was bestuurder van computerspelletjesonderneming C en verrichte werkzaamheden voor C. Omdat schuldeiser S voornemens was een vordering op man M in rechte af te dwingen, en schuldeiser S meende dat man M een vordering had op onderneming C, heeft S conservatoir derdenbeslag gelegd onder C. Waarop C – de onderneming, die tevens bestuurd werd door man M – verklaarde niets aan M verschuldigd te zijn.
Dit kon niet kloppen. M verrichtte namelijk allerlei werkzaamheden voor C. En dus leek het S onwaarschijnlijk dat M helemaal niets van C te vorderen zou hebben. Onderneming C werd daarom gedagvaard voor de Rechtbank Amsterdam om alsnog verklaring te doen, en om vervolgens (kort gezegd) aan schuldeiser S een bedrag te betalen, zo groot als het bedrag dat onderneming C aan man M verschuldigd was. Dat lukte: vijf maanden na het uitbrengen van de dagvaarding werd M veroordeeld om schuldeiser S ruim 1,5 miljoen euro te betalen. Waarop in hoger beroep werd gegaan.
Wat bleek: C had inderdaad geen schuld aan M. M had als onbezoldigd adviseur werkzaamheden verricht. Volgens de afspraken tussen C en M had M geen loon ontvangen van C, hij had geen recht op loon van C en hij zou ook geen recht op loon verkrijgen. Er bestond dus geen vordering van M op C, waarop schuldeiser S zich zou kunnen verhalen. Of toch wel?
Juist voor gevallen als deze is een aparte voorziening opgenomen in de wet. Wanneer iemand zonder vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten verricht voor een ander, van zodanige aard en omvang dat zij normaal gesproken slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten opzichte van de schuldeiser, die conservatoir derdenbeslag legt ten laste van die ander aangenomen dat daarvoor wel degelijk een redelijke vergoeding verschuldigd is.
In dit geval waren de werkzaamheden van C van zodanige aard, dat het Gerechtshof Amsterdam vaststelde dat een vergoeding van € 20.000,- per maand als redelijk moest worden beschouwd. Uit het arrest van het hof bleek dat het totaal verschuldigde loon over de periode dat M werkzaamheden had verricht, neerkwam op +/- € 1,26 miljoen euro netto. En zo kon het gebeuren, dat onderneming C – die in eerste instantie helemaal niets verschuldigd was aan man M, noch aan schuldeiser S – toch veroordeeld werd tot betaling van een omvangrijk bedrag. Het kan verkeren.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.