Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In een eerdere weblog schreven wij over een arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2010 waarin een bestuurder persoonlijk aansprakelijk werd geoordeeld wegens betalingsonwil. In deze weblog wordt een ander voorbeeld van persoonlijke bestuurdersaansprakelijkheid beschreven, zoals dit is geoordeeld in een arrest van 18 mei 2010 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
In dit arrest verweet het hof de bestuurder dat, terwijl hij in 2005 al zeker wist dat er een boete van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA) zou volgen, hij niet een substantieel bedrag van de voorhanden financiële middelen heeft gereserveerd en dat hij die gelden in plaats daarvan voor andere bestedingen heeft aangewend.
De feiten in dit arrest waren als volgt. In 2005 heeft de NMA aangekondigd dat hij de vennootschap waarvan X bestuurder was een boete zouden opleggen, wat in augustus 2006 ook gebeurde.De vennootschap heeft echter vóór augustus 2006, zo blijkt uit de jaarstukken, selectieve betalingen gedaan en zo middelen aan de vennootschap onttrokken totdat er niet genoeg middelen overbleven om de boete van de NMA te betalen.
Het hof oordeelde dat de bestuurder, door zo te handelen, heeft bewerkstelligd dat de vennootschap die in 2005 wel kon of zou kunnen betalen, zonder gegronde redenen in augustus 2006 niet betaalde en geen verhaal (meer) bood. Het handelen van de bestuurder wordt door het hof als betalingsonwil gekwalificeerd. Doordat de bestuurder daarvan in deze situatie een ernstig verwijt kan worden gemaakt leidt deze betalingsonwil tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser, in dit geval de NMA, tenzij hij nog kan bewijzen dat het onvoldaan en onverhaald blijven van de boete van de NMA niet in belangrijke mate het gevolg is van een aan X persoonlijk te verwijten onrechtmatig handelen als bestuurder.
Is dit een vernieuwend rechtsoordeel?
Dit arrest past in de lijn van de thans geldende rechtspraak. Naast het arrest van 26 maart 2010 heeft de Hoge Raas in een arrest van 8 december 2006 (NJ 2006, 659) geoordeeld over de vraag onder welke omstandigheden een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan zijn. Steeds gaat het om de vraag of een bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt, waarbij de bestuurder een ernstig verwijt valt te maken. Een relevant beoordelingscriterium hierbij is het voorzienbaarheidscriterium, waarbij de vraag moet worden beantwoord of de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Kortom, de boodschap aan bestuurders van een vennootschap is en blijft dat zij goed moeten oppassen indien de financiële situatie van de vennootschap niet al te rooskleurig is, maar er toch betalingen aan crediteuren moeten worden verricht.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.