Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Als een gemeente veel te laat een besluit op een bezwaarschrift neemt, dat tegen een vergunning is ingediend, neemt, riskeert hij betaling van een schadevergoeding aan de vergunninghouder. Dat volgt uit een arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 2010.
In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de gemeente Eindhoven de plicht heeft de door de projectontwikkelaar geleden vertragingsschade te vergoeden als gevolg van een niet tijdig beslissen op de bezwaarschriften die waren ingediend tegen de aan hem verleende bouwvergun-ning met vrijstelling ex artikel 19 WRO. De ontwikkelaar was al begonnen met het bouwen totdat de Voorzieningenrechter de bouwvergunning alsnog schorste. De schorsing zou duren tot zes weken na het besluit van het college op de bezwaren. Het college van B&W van Eindhoven verzuimde echter binnen de wettelijke beslistermijn van zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift een besluit te nemen.
De Hoge Raad heeft daarop geoordeeld dat, door pas 29 weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, de gemeente in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer richting een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. De gemeente heeft na het aflopen van de termijn niet binnen een redelijke termijn alsnog op het bezwaar beslist zonder dat daar een acceptabele verklaring voor was, terwijl de gemeente wist dat de ontwikkelaar al met het bouwen was begonnen en hij door de schorsing schade leidde. Hoewel de hoofdregel is dat als een bouwvergunning nog niet onherroepelijk is verleend, de ontwikkelaar dan op eigen rekening en risico bouwt, heeft de gemeente onder deze omstandig-heden toch onrechtmatig gehandeld. De gemeente dient daarom de vertragingsschade ad €126.033,47 aan ontwikkelaar te vergoeden.
De gemeente probeerde de aansprakelijkheid nog af te wenden met het argument dat de civiele rechter van de rechtmatigheid van het te laat genomen besluit op bezwaar heeft uitgegaan nu dat besluit in rechte onaantastbaar is geworden, ook wel de leer van de formele rechtskracht genoemd. De Hoge Raad verwierp dat argument met een beroep op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2010: “de termijnoverschrijding wordt niet als een onderdeel van de wijze van totstandkoming van de beslissing op bezwaar beschouwd dat formele rechtskracht verkrijgt”. Oftewel: zou de termijnoverschrijding wel onder de formele rechtskracht van de beslissing op bezwaar vallen, dan is de consequentie dat een ontwikkelaar altijd bezwaar en beroep tegen zijn eigen bouwvergunning zou moeten indienen enkel en alleen omdat deze te laat zou zijn genomen. Dat zou niet logisch zijn en tot een lastenverzwaring van overheden leiden. Vanuit dat perspectief is het dan ook terecht dat de Hoge Raad dat argument heeft gepareerd.
Kortom: de gemeente Eindhoven is gehouden de vertragingsschade te vergoeden. Dat was dus een dure les voor de gemeente.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.