Praktijkgebieden:
Jarenlang heeft er in én buiten de Tweede Kamer discussie gewoed over de vraag: moet de wettelijke gemeenschap van goederen – een typisch Nederlands verschijnsel dat bijna nergens ter wereld in deze vorm bestaat – worden aangepast of niet? Uiteindelijk heeft de Kamer in september 2008 een wetsvoorstel aangenomen waarin de gemeenschap van goederen alleen op onderdelen zal worden aangepast; de hoofdlijnen van dit stelsel bleven onveranderd (wetsvoorstel nummer 28.867).
Dit wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer ter goedkeuring.De nieuwe wet zal weinig nieuws onder de zon brengen. Er zal geen rechtelijke goedkeuring meer nodig zijn voor het maken of wijzigen van huwelijksvoorwaarden tijdens het huwelijk. Daarnaast wordt de zogenaamde beleggingsleer ingevoerd: de waarde van de vordering van een echtgenoot op de gemeenschap wordt bepaald op het moment van afrekenen. Dit kan betekenen dat een vordering in waarde kan stijgen of dalen. Ook wordt de bestuursregeling aangepast en komen enkele regelingen te vervallen die betrekking hebben op een beperking van de gemeenschap (maar die werden in de praktijk al niet of nauwelijks toegepast).
Of dit wetsvoorstel daadwerkelijk wet wordt, is echter nog maar de vraag. Sinds vorige week lijkt het erop dat de discussie weer van voren af gaat beginnen, omdat mevrouw Berndsen (D'66) in de Tweede Kamer heeft verklaard dat de gemeenschap van goederen niet meer van deze tijd is, en dat huwelijksvoorwaarden beter de standaard kunnen zijn. Niet geheel en al ten onrechte reageerde de heer Van de Staaij (SGP) hierop met de vraag wat er de afgelopen anderhalf jaar dan gebeurd is waardoor het wetsvoorstel in ‘de prullenbak’ gegooid zou moeten worden, met als gevolg dat de Tweede Kamer opnieuw zou moeten beginnen aan een wetgevingstraject over een regeling van het huwelijksvermogensrecht.
D'66 noemt twee redenen om het stelsel te veranderen. Allereerst zouden mensen die nu gaan trouwen wel op huwelijksvoorwaarden wíllen trouwen, maar doen zij dit niet omdat ze het te duur vinden. Ten tweede voert D66 aan dat er meer zzp’ers zijn gekomen. Als een zzp’er failliet gaat, zou de partner van deze zzp’er voor de schulden moeten opdraaien als er sprake is van gemeenschap van goederen.
De eerste reden kan ik niet helemaal volgen. De meeste mensen maken aardig wat kosten om hun jawoord luister bij te zetten, en ik kan mij niet voorstellen dat de post ‘notaris’ voor het laten opmaken van de huwelijksvoorwaarden echt een struikelblok zou zijn bij de financiering van dit feest. De tweede reden lijkt voorbij te gaan aan het bestaan van een andere wet, namelijk de Faillissementswet. Op grond van deze wet kan bijvoorbeeld een woning die alleen op naam staat van de partner van een zzp’er, in geval van huwelijksvoorwaarden toch vatbaar zijn voor het voldoen van de schulden: zodra ook maar één euro uit een gemeenschappelijke lening of uit te verrekenen vermogen is besteed aan deze woning, valt deze woning in zijn geheel in het faillissement.
De vraag is dan ook of de door mevrouw Berndsen genoemde redenen voldoende aanleiding vormen om de discussie weer van voren af aan te gaan voeren. Op deze vraag zal ik in een volgende blog ingaan.
Joke Uittenhout is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.