Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Dat de werknemersbescherming in Nederland groot is, zal een ieder die regelmatig met het arbeidsrecht in aanraking komt bekend in de oren klinken. Dit betekent evenwel niet dat deze bescherming tot in het oneindige kan worden opgerekt, zo ondervond een werknemer van een beveiligingsbedrijf.
In zijn arbeidsovereenkomst was opgenomen dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten in de Bijlmerbajes in Amsterdam. Eventueel zou hij ook op andere werkzaamheden kunnen worden ingepland. Gedurende een aantal jaar verrichtte de werknemer zijn werkzaamheden louter en alleen in de Bijlmerbajes maar aan deze werkzaamheden kwam een eind toen de Bijlmerbajes de overeenkomst met het beveiligingsbedrijf beëindigde. De werkgeefster wilde de werknemer vervolgens op een ander project inzetten maar de werknemer weigerde dit. De werkgeefster staakte hierop de loonbetaling.
In eerste aanleg bij de kantonrechter werd de door de werknemer ingestelde loonvordering toegewezen. Het Hof Amsterdam maakte in de hoger beroep procedure evenwel korte metten met de vorderingen van de werknemer. Allereerst meende het Hof dat van de werknemer meer flexibiliteit mocht worden verwacht voor wat betreft de aard van de werkzaamheden, nu de werkgeefster niet meer in staat was om de werknemer in te zetten op het project Bijlmerbajes. Of het Hof dit ook zou hebben geoordeeld indien partijen niet waren overeengekomen dat de werknemer ook op andere projecten zou kunnen worden ingezet blijkt niet helemaal helder uit het arrest maar dit moet niet worden uitgesloten. Daarnaast zette het Hof vraagtekens bij de bereidheid van de werknemer om de werkzaamheden te verrichten nu deze daaraan de voorwaarde had verbonden dat zijn achterstallig salaris zou worden betaald. Van achterstallig salaris was evenwel geen sprake en daarmee ook niet van een werkelijke bereidheid tot het verrichten van werkzaamheden. Alles overzien kwam het Hof dan ook tot de conclusie dat onder deze omstandigheden de werkgeefster niet gehouden was de werknemer salaris te betalen.
Bij de Hoge Raad kreeg de werknemer eveneens nul op het rekest. De Hoge Raad verwierp zijn beroep en motiveerde dit oordeel verder niet onder verwijzing naar artikel 81 RO dat wil zeggen dat de klachten van de werknemer niet noopten tot rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Na een groot aantal procedures, waaronder een kort geding, een drietal tussenvonnissen, een aantal getuigenverhoren, twee comparities, hoger beroep bij het Hof en cassatie bij de Hoge Raad moest de werknemer dan toch het onderspit delven.
De werknemer die meent dat hem een recht op loon toekomst dient derhalve niet al te licht te denken over zijn stel- en bewijsplicht. Zonder voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat er een daadwerkelijke bereidheid bestaat om de werkzaamheden te verrichten en het aan de werkgever is te wijten dat desalniettemin geen werkzaamheden worden verricht, komt hem geen recht op loon toe.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.