Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Problemen in de werksfeer op het gebied van uiterlijk halen niet enorm vaak de pers. Deze week wel: KLM ontsloeg een stewardess omdat die een “extravagante haardracht” had, namelijk (voor een vrouw) uitzonderlijk kort. Steeds weer blijkt het dat mensen daar moeite mee hebben: waar bemoeit de werkgever zich mee? Lees de reacties onder het krantenbericht maar: mevrouw moet zelf weten hoe ze er uit ziet, het staat haar goed, het is goed dat ze individuele keuzes maakt, enzovoorts.
Het wringt ook wel een beetje, zo op het eerste gezicht. Het uiterlijk is al iets vrij persoonlijks, en hoe dichter je op het lichaam komt, hoe persoonlijker dat wordt. De eis van nette kleding is één ding, geen sieraden mogen dragen gaat al wat verder, en nog verder gaat de inmenging van de werkgever als het gaat om piercings, haardracht, baarden enzovoorts. Van dat rijtje klinkt “piercings” weer wat buitenissiger dan de rest, maar het gaat (meestal) gewoon om oorbellen. Hoe normaal is het dat de werkgever zich daarmee bemoeit? En als de werkgever zich er al mee mag bemoeien, wat mag die dan eisen? “Normale” kleding en haar? Wat is normaal?
De uitspraak met betrekking tot de stewardess is (nog?) niet gepubliceerd, en de KLM wil er verder ook niets over kwijt. Dat hoeft, denk ik, ook niet, de zaak lijkt duidelijk: de KLM eist een representatief uiterlijk waarbij extravagante kapsels niet zijn toegestaan. De rechter oordeelde (naar verluidt) dat het bijna kaalscheren niet algemeen maatschappelijk aanvaard is, en vond dus – kennelijk – dat de KLM die eis mocht stellen. De vraag “wat is normaal” is kennelijk dus in de praktijk niet zo lastig.
Het gebeurt vaker dat werkgevers zich tegen het uiterlijk van hun werknemers aanbemoeien. Dat leidt kennelijk in de regel niet tot zulke problemen dat ze voor de rechter belanden. Anders ligt dat als de afwijkende kleding- of andere keuze voortkomt uit een godsdienstige overtuiging. Dan kom je op het terrein van (indirecte) discriminatie, wat een preciezere afweging vereist. In dit soort “gewone” gevallen is de rechter geneigd te kijken naar de vraag of het voorschrift met betrekking tot het uiterlijk functioneel is. Soms zal dat het geval zijn (deze stewardess, een te dikke scheepskok – hoewel ik op die zaak wel wat aan te merken had, een man die door zijn gewicht niet meer goed kon werken, hoewel die zaak niet tot een uitspraak leidde), vaak ook niet (een medewerkster die maar één set oorbellen mocht dragen terwijl de rechter vond dat drie ook wel kon, een werknemer van een internationaal in Amsterdam gevestigd “no beard policy” hotel die sikh werd wat moest kunnen, een bakkersleerling die van de rechter zijn baard mocht laten staan). Kortom, de rechter pakt het praktisch aan en oordeelt of de instructie functioneel is, en of het uiterlijk “moet kunnen”.
Een bedrijf dat – zoals de KLM – veel aandacht schenkt aan uiterlijk, zal dus eerder eisen mogen stellen. En die eisen worden dan ook eerder gehonoreerd – en daarbij kan de rechter in het midden laten waar de meeste mensen als eerste naar kijken: is het nou mooi of niet?
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.