Praktijkgebieden: Vastgoed
En binnen twee weken na ingang van de nieuwe anti-kraakwetgeving was er natuurlijk alweer een proefproces[LJN: BO1533]. Krakers vorderden in kortgeding op 12 oktber jl. tegen de Staat een verbod om tot strafrechtelijke ontruiming van het door hen gekraakte HES-gebouw over te gaan. Zij stoelden deze vordering op grotendeels dezelfde gronden als in de procedure die uitmondde in het arrest van de van bijna precies een jaar geleden [link LJN: Hoge Raad]. Die uitspraak maakte toen een voorlopig einde aan ontruiming van krakers zonder een machtiging van de burgerlijke rechter.
De Hoge Raad oordeelde toen kort gezegd dat de wet aan de politie geen duidelijke eigen bevoegdheid bood om op eigen gezag te ontruimen. De wetswijzigingen van 1 oktober jl. moesten dat gat dichten door die bevoegdheid expliciet aan de politie te verlenen. Volgens de Amsterdamse Voorzieningenrechter is dat ook gelukt. Het door de krakers herhaalde argument dat een wettelijke grondslag zou ontbreken werd dus niet gevolgd. Logisch, want de nieuwe bepalingen in het Wetboek van Strafvordering zijn op zichzelf helder.
Op een ander punt lijkt de Voorzieningenrechter echter wat kort door de bocht te gaan. De krakers voeren namelijk subsidiair het argument aan dat de nieuwe ontruimingsbevoegdheid van de politie in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat o.a. de integriteit van de privéwoning beschermt. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof op dat punt zou voor toepassing van de strafrechtelijke ontruimingsbevoegdheid eerst de tussenkomst van een rechter nodig zijn. Het zou aan deze rechter zijn om vast te stellen of zich daadwerkelijk een wederrechtelijke situatie voordoet en om te toetsen of de toepassing van de strafrechtelijke ontruimingsbevoegdheid noodzakelijk althans proportioneel is. Die rechterlijke toetsing ontbreekt nu, zodat geen ontruiming zou mogen plaatsvinden.
De Voorzieningenrechter passeert dit bezwaar met het argument dat – naar de ervaring leert – krakers zich altijd zelf in kort geding tot de burgerlijke rechter kunnen wenden indien zij ontruimd dreigen te worden. Op die manier kunnen zij ook de gewenste rechterlijke toetsing van de ontruiming verkrijgen. Het kader van artikel 8 EVRM even daargelaten, is deze motivering van de Voorzieningenrechter opmerkelijk omdat hij – gezien de tekst van het vonnis – het ervaringsargument er zelfstandig bij lijkt te halen. Het is de vraag of dat gezien zijn gebondenheid aan de stellingen van partijen wel kan.
De motivering lijkt ook niet direct heel logisch. Krakers kunnen immers enkel zelf een kort geding instellen wanneer zij van een ophanden zijnde ontruiming concrete kennis hebben. En dat is nu juist weer strijdig met het in de procedure aangehaalde standpunt van Amsterdamse driehoek van burgemeester, Officier van Justitie en politiecommissaris dat van ontruimingen juist vooraf geen mededeling zal worden gedaan.
Een en ander zal voor de krakers ongetwijfeld – en zo niet, dan toch – reden zijn om van de uitspraak in hoger beroep te gaan.
Koen van den Berg is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vastgoed.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.