Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
De maatschap wordt volgens het huidige artikel 7A:1655 BW als volgt gedefinieerd: 'Maatschap is eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk het daaruit ontstane voordeel met elkander te deelen'. Als men een maatschap aangaat, dient men dus 'iets' in te brengen. Dat 'iets' kan bestaan uit goederen of geld, maar ook goodwill, relaties, know-how of arbeid. De inbreng moet in ieder geval voldoen aan het geven van een bijdrage tot bereiking van het vennootschappelijk doel.
De inbreng van goederen kan geschieden op een zodanige wijze dat dit goed tot de vennootschappelijke goederengemeenschap gaat behoren waarvan de vennoten de deelgenoten zijn. Het is echter ook mogelijk een goed in te brengen op een zodanige wijze dat de eigendom ervan bij de inbrengende vennoot blijft. Hier zijn twee varianten te onderscheiden: inbreng in economische eigendom en inbreng in genot. Bij de inbreng in genot blijft de eigendom bij de inbrengende vennoot en brengt hij slechts het gebruik in de maatschap in. Bij de inbreng in economische eigendom blijft het goed eigendom van de inbrengende vennoot, maar gaat het economisch belang daarbij over op de maatschap. Met andere woorden, de maatschap mag het goed niet alleen gebruiken; ook de waarde van het goed gaat tot de maatschap behoren en aldus zullen waardeveranderingen voor rekening van de maatschap komen. Zodra het verschaffen van het gebruik eindigt, komt het goed weer ter vrije beschikking van de inbrengende vennoot, maar in een eventuele waardevermeerdering of waardevermindering deelt hij slechts tot het deel waartoe hij krachtens de winstbepalingsregels in de vennootschapsovereenkomst is gerechtigd.
Als een maatschap ontbonden en vereffend wordt, doet de vraag zich voor wanneer de inbreng van de economische eigendom eindigt: bij de ontbinding of bij de vereffening. Dit is van belang aangezien een vereffening nog jaren kan duren na de ontbinding. In een recent arrest heeft de Hoge Raad beslist dat het tijdvak van inbreng in economische eigendom eindigt met de ontbinding van de maatschap. De Hoge Raad overweegt: “In geval van inbreng van de economische eigendom van een goed in de maatschap op de voet dat niet slechts het gebruik is ingebracht maar dat het inbrengen aldus is geschied dat het goed eigendom van de inbrenger is gebleven doch de waarde daarvan tot het bedrijfsvermogen van de maatschap is gaan behoren, zodat de waardevermeerdering of de waardevermindering daarvan voor rekening van de maatschap komt, moet – indien partijen niet anders zijn overeengekomen – in het licht van de wettelijke regeling van de maatschap worden aangenomen dat de inbreng is geschied voor de periode gedurende welke het doel van de maatschap (het behalen van voordeel; art. 7A:1655 BW) wordt nagestreefd, derhalve tot de ontbinding van de maatschap. Door de inbreng van de economische eigendom van het goed gaat dit goed niet toebehoren aan de maten gezamenlijk. Het valt derhalve niet in een gemeenschap zoals bedoeld in art. 3:166 BW. Wel zal in het kader van de vereffening de eventuele waardervermeerdering of -vermindering tussen de voormalige maten moeten worden verrekend in overeenstemming met hetgeen zij zijn overeengekomen ten aanzien van de verdeling van door de maatschap behaalde winst of geleden verlies.”
De inbreng in economische eigendom eindigt dus met de ontbinding van maatschap.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.