Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In artikel 6:277 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat bij ontbinding van een overeenkomst de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is om de schade te vergoeden die haar wederpartij als gevolg van het niet-nakomen van de overeenkomst lijdt.
Betekent deze bepaling dat ook de partij wier tekortkoming voor de wederpartij aanleiding vormde om de overeenkomst te ontbinden recht kan hebben op schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking?
Ja, aldus de Hoge Raad in een onlangs gepubliceerd arrest. In deze zaak hadden partijen een huurovereenkomst gesloten. Naast een vergoeding voor het gehuurde bestond de huurprijs tevens uit een vergoeding van verliezen die door de verhuurder waren geleden bij een eerdere (inmiddels beëindigde) samenwerking die verder los stond van de huurovereenkomst. Op een gegeven moment ontbindt de huurder (wegens tekortschieten van de verhuurder) de huurovereenkomst waardoor de verplichting om de huursom – en de daarin begrepen compensatie voor de geleden verliezen wegens de beëindigde samenwerking – komt te vervallen. Dit gaat de verhuurder een stap te ver, want nu mist hij een aanzienlijk bedrag aan vergoedingen voor de beëindigde samenwerking. De verhuurder vordert dan ook een vergoeding stellende dat de huurder ongerechtvaardigd is verrijkt als gevolg van het door de ontbinding wegvallen van de verplichting van de huurder tot betaling van de in de huursom begrepen compensatie.
De huurder is van mening dat dit beroep niet opgaat, omdat volgens hem artikel 6:277 BW uitputtend regelt dat alleen de wederpartij van degene wier tekortkoning een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, recht heeft op schadevergoeding. De Hoge Raad stelt de verhuurder in het gelijk en oordeelt dat ook de verhuurder (zijnde de partij die tekortschiet in de nakoming) recht op schadevergoeding kan hebben op de grond dat zijn wederpartij door die ontbinding ongerechtvaardigd is verrijkt.
Paulien Beunk is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.