Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het lijkt een goede oplossing voor een werkgever: je bent niet tevreden over een werknemer, je stelt voor om uit elkaar te gaan en daartoe een beëindigingsovereenkomst te tekenen, je denkt het mooi en netjes geregeld te hebben maar dan komt toch die rechter, uiteraard nadat de ex-werknemer daartoe een vordering heeft ingesteld, met het oordeel dat de beëindigingsovereenkomst niet geldig is en het loon moet worden doorbetaald.
Het overkwam een werkgever in Utrecht. Deze werkgever, een detacheringsbureau, had een werkneemster in dienst genomen voor de bepaalde tijd van 11 januari 2010 tot 5 augustus 2010 met het doel deze te detacheren bij een van haar opdrachtgevers. De samenwerking verliep evenwel niet voorspoedig en de werkgever stelde voor om de arbeidsovereenkomst te beëindigen met wederzijds goedvinden per 16 april 2010. de vaststellingsovereenkomst werd getekend op 11 maart 2010.
De werkneemster vervoegde zich vervolgens bij de uitkeringsinstantie en ontdekte niet in aanmerking te komen voor een WW-uitkering omdat zij niet voldeed aan de eis dat in de afgelopen 36 weken in 26 weken arbeid was verricht.
Hierop besloot de werkneemster de vaststellingsovereenkomst buiten rechte te vernietigen en haar voormalig werkgever te dagvaarden. Zij stelde dat de overeenkomst vernietigbaar was en vorderde, in kort geding, onder meer doorbetaling van het salaris. De kantonrechter honoreerde dit verzoek.
De rechter oordeelde, en dit is vaste rechtspraak, dat een werkgever niet spoedig zal mogen aannemen dat een werknemer vrijwillig instemt met beëindiging van het dienstverband. Een ondertekende vaststellingsovereenkomst maakt dit niet anders. Volgens de kantonrechter had de werkgever met de werkneemster de negatieve gevolgen van de overeenkomst moeten bespreken en had zij haar in de gelegenheid moeten stellen om deskundig advies in te winnen. Nu de werkgever dit had nagelaten zou de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid standhouden waarmee de vorderingen van de werkneemster in kort geding werden toegewezen.
Kortom, al dan niet te kwader trouw gebruik proberen te maken van naïviteit, onwetendheid of eenvoudigweg domheid van een werknemer kan een werkgever duur komen te staan.
Liesbeth Heidstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.