Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In een eerder blogje schreef ik over de in werking treding van de nieuwe Groepsvrijstellingsverordening, op 1 juni 2010 en één van de belangrijkste wijzigingen daarin ten opzichte van de oude verordening. Die oude Groepsvrijstellingsverordening blijft overigens nog geldig tot 31 mei 2011 voor reeds lopende contracten. Alle overeenkomsten die zijn aangegaan na 1 juni 2010 vallen onder het nieuwe regime. Voor deze overeenkomsten dient nu dus te worden getoetst aan de nieuwe verordening.
De Groepsvrijstellingsverordening is erop gericht dat zogenaamde verticale overeenkomsten tussen enerzijds de producerende en/of leverende partij en anderzijds de afnemende partij op een eerlijke manier tot stand komen. Het betreft hier doorgaans distributie-, leverings en/of licentieovereenkomsten.
Eén van de belangrijkste peilers van de Groepsvrijstellingsverordening is nog niet in de eerdere blog aan de orde gekomen. Dit zijn de zogenaamde “hardcore restrictions”, oftwel: “harde kern beperkingen” die zonder uitzondering niet in een onder de verordening vallende overeenkomst mogen voorkomen. Deze beperkingen zijn materieel grotendeels ongewijzigd gebleven.
De belangrijkste harde kern beperkingen die zijn gehandhaafd zijn:1. Prijshandhaving. Leveranciers mogen geen vaste of minimumprijs opleggen aan hun afnemers. Slechts een (niet-bindende) adviesprijs kan worden overeengekomen.2. Actieve verkoop. Bij actieve verkoop benadert de distributeur potentiële afnemers. Dit is verboden buiten het afnamegebied van de distributeur. In de Groepsvrijstelling is bepaald dat passieve verkoop door bijvoorbeeld een distributeur niet verboden mag worden. Hierbij valt te denken aan de verkoop door een distributeur die werkzaam is in een grensgebied aan een afnemer, waarbij de afnemer om hem moverende redenen de distributeur zelf benaderd heeft.3. Concurrentiebeding. In de Groepsvrijstellingsverordening is bepaald is dat een concurrentiebeding gedurende de duur van de overeenkomst niet langer dan vijf jaar mag gelden. Indien men daarna wil verlengen, moeten partijen dit opnieuw overeenkomen. Na afloop van de overeenkomst kan ten hoogste een concurrentiebeding voor de duur van één jaar overeen worden gekomen.
Deze harde kern beperkingen zijn dan weliswaar niet gewijzigd ten opzichte van de beperkingen in de vorige Groepsvrijstellingsverordening, het zijn en blijven wel aandachtspunten bij het opstellen en/of beoordelen van distributie-, leverings en/of licentieovereenkomsten.Wij adviseren u hierover graag.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.